Driehoeken zijn starre figuren, je kunt ze niet scheef trekken of duwen. Bekijk met behulp van het pijltje linksonder
de constructie van een driehoek met drie gegeven zijden.
Vierhoeken kun je wel scheef duwen, ga dat zelf na.
Daarom worden in constructies vooral driehoeken toegepast.
Je ziet hier de constructie van een driehoek met zijden cm, cm en cm.
Bekijk de foto en de tekst hierboven.
Bekijk nog niet de animatie van de constructie van een driehoek.
Probeer uit te leggen waarom je een vierhoek nog kunt vervormen en een driehoek niet.
Als je van een driehoek de drie zijden weet, kun je hem met alleen potlood, liniaal
en een passer tekenen.
Neem aan dat van driehoek
`ABC`
geldt
`AB = 6`
cm,
`BC = 4`
cm en
`AC = 3`
cm.
Teken eerst zijde AB.
Neem dan `4` cm tussen de passerpunten (de lengte van `BC` ) en maak een cirkel met middelpunt `B` .
Neem vervolgens `3` cm tussen de passerpunten (de lengte van `AC` ) en maak een cirkel met middelpunt `A` .
Waar vind je nu punt `C` van de driehoek? Maak je driehoek af. (Er zijn twee mogelijkheden, maar dat zijn gelijke driehoeken.)
Teken nu zelf driehoek `KLM` met `KL = 5` cm, `LM = 6` cm en `KM = 7` cm.
Oefen het tekenen van driehoeken met een medeleerling. De één geeft drie lengtes van zijden op en de ander tekent de driehoek. Lukt het altijd? Wanneer kun je geen driehoek maken?
Teken een vierhoek met zijden van `4` cm, `5` cm, `6` cm en `7` cm. Waarom zijn er nu meerdere mogelijkheden?
Welke veelhoeken herken je in de volgende vlakvullingen?
Hoeveel diagonalen heeft een honderdhoek? Licht je antwoord toe.