Om de plaats van een punt in een vlak vast te leggen, gebruik je een assenstelsel.
Zo'n assenstelsel heeft twee assen: een x-as en een y-as. De
`x`
-as is de horizontale as en de
`y`
-as de verticale as. Het snijpunt van de assen noem je de oorsprong
`O`
. De plaats van een punt kun je nu aangeven met twee getallen. Je noemt die getallen
coördinaten: de
`x`
-coördinaat en de
`y`
-coördinaat.
Je ziet hier dat
`O(0, 0)`
.
Je ziet hier de punten
`A(4, 2)`
en
`B(2,5; 1,2)`
.
Punt `A` is een roosterpunt, punt `B` niet.