Figuren > Totaalbeeld
1234567Totaalbeeld

Testen

Opgave 7

Je ziet een stukje spoorrails met dwarsliggers.

a

Teken een stukje van deze spoorrails. Maak daarbij gebruik van evenwijdigheid en loodrechte stand. Geef dit in de tekening met tekens aan.

b

Hoe kun je de afstand tussen de twee spoorrails meten?

Opgave 8

In punt `A` staat een zender. De cirkel rondom `A` geeft aan hoe ver de zender te ontvangen is. In punt `B` staat ook een zender, maar met een kleiner bereik. Elk roosterhokje is `20` km bij `20` km.

a

Neem de figuur over en teken een cirkel met een straal van `80` km met `B` als middelpunt. Deze cirkel geeft het bereik van de zender in `B` weer.

b

Geef in de tekening het gebied aan waar beide zenders te horen zijn.

Opgave 9

Je ziet een stukje van een zich steeds herhalend patroon. In dit patroon zie je verschillende vlakke figuren. `ABCD` is een rechthoek.

a

Hoe noem je de lijnstukken `AC` en `BD` in vierhoek `ABCD` ?

b

Wat voor een bijzondere vierhoek is `AEBF` ?

c

Welke eigenschap hebben de diagonalen van vierhoek `AEBF` ?

d

Is vierhoek `AEBF` ook een parallellogram?

ja

nee

e

Is vierhoek `AEBF` ook een trapezium?

ja

nee

Opgave 10
a

Teken driehoek `ABC` met `AB=10` , `BC=8` en `AC=6` cm.

b

Van deze driehoek staan de zijden `AC` en `BC` loodrecht op elkaar. Controleer dat.

c

Teken met behulp van je passer een loodlijn vanuit `C` op `AB` .

Opgave 11

Bekijk de tekening. Dit is het bovenaanzicht van een schoollokaal. Voor het gemak zijn de plaatsen van de leerlingen genummerd. De figuur staat ook op het werkblad. Ga ervan uit dat het gezicht van alle leerlingen midden boven de bovenrand van hun tafeltje zit.

a

Kun je vanaf plaats `30` de prullenbak zien?

b

Vanaf welke plaatsen kun je de prullenbak niet zien?

Opgave 12

Bekijk het assenstelsel.

a

Schrijf de coördinaten van de punten `A` en `B` op.

b

Schrijf de coördinaten van het midden van lijnstuk `AB` op.

Opgave 13

Bekijk het assenstelsel met de punten `A` en `B` uit Opgave 12 nog eens. Het assenstelsel staat ook op het werkblad.

a

Teken er het punt `C(7, 4)` bij in.

b

Teken vlieger `ABCD` en schrijf de coördinaten van `D` op.

c

Schrijf de coördinaten van het snijpunt van de diagonalen van vlieger `ABCD` op.

d

Hoeveel roosterpunten liggen er binnen vlieger `ABCD` ?

verder | terug