Je bouwt met deze opgaven een eigen samenvatting op. Zoek na wat je niet meer weet...
Doen.
Afhankelijk van je figuur. Het is de helft van de lengte van `AB` .
Neem de straal van de cirkel tussen de passerpunten. Zet een punt op de cirkel en cirkel dan die straal naar beide zijden om. Je krijgt zo twee nieuwe punten op de cirkel. Doen dit nog eens vanuit die nieuwe punten en je krijgt weer twee punten op de cirkel. En dan nog eens...
Zie tabel.
naam figuur |
zijden loodrecht op elkaar? |
zijden aan elkaar gelijk? |
diagonalen loodrecht |
vierkant | ja | ja | ja |
rechthoek | ja | nee | nee |
ruit | nee | ja | ja |
parallellogram | nee | nee | nee |
trapezium | nee | nee | nee |
vlieger | nee | nee | ja |
Bijvoorbeeld: de code waarmee bij jou op school de lokalen worden aangeduid (ook een plaatscode), de klassen worden aangeduid. Maar ook de BARcode, de PINcode, en dergelijke.
Doen, maak een mooi overzicht, maar zorg er voor dat er ruimte blijft om andere punten te tekenen.
`A(2,4)`
`B(3, 1/2)`
Doen.
`R(2,5)`
`T(2, 2 1/2)`
Het moet er uit komen te zien als de figuur bij deze opgave.
Een lijnstuk tussen beide rails en loodrecht er op.
Meet loodrecht op beide rails de afstand tussen beide in.
Doen, de straal van de cirkel wordt 4 hokjes.
Kleur het gebied binnen beide cirkels.
Een rechthoek.
Diagonalen.
Een ruit.
Ze staan loodrecht op elkaar.
Ja op beide vragen.
611.
Natuurlijk vanuit de gang gezien: 614.
`O` moet bij `(0,0)` .
`A(1,1)` en `B(4,0)`
`(2,5 ; 0,5)` .
Doen.
`D(2,4)` .
`(3,2)` .
`12` .
Het moet er uit komen te zien als een ronde klok met de cijfers op de juiste plaats. Begin met verdelen in zes gelijke stukken.
Doen.
Doen.
In
Doen.
De andere diagonaal is ongeveer 6,93 cm.
Doen.
Het wordt `(3,2)` .