Ruimtelijke figuren > Aanzichten
1234567Aanzichten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Een vijfzijdig prisma. Het heeft een vijfhoek (de voor- of achterkant van de nestkast) als grondvlak.

b

Zie de figuur bij b.

c

Let erop dat in de schets van de voorkant en de zijkant de maten van de hoogte overeenkomen en ook van de plek waar het dak begint.

d

Het dak bestaat uit twee rechthoeken (wegens de dikte van het hout eigenlijk balken) waarvan de ene iets groter is dan de andere vanwege de dikte van het hout.

Je kunt in het zijaanzicht de lengte van de rechthoek van het hout opmeten, maar niet de breedte, omdat die in het zijaanzicht korter is maar in werkelijkheid schuin loopt. Je zou de breedte bijvoorbeeld kunnen opmeten in het vooraanzicht.

Opgave 1
a
b

Achteraanzicht, onderaanzicht en linker zijaanzicht.

Opgave 2

Het zijvlak in het zijaanzicht is `4` cm breed, links `6` cm hoog en rechts `7` cm hoog. Het dak is in het zijaanzicht `5` cm lang.
Het vooraanzicht en het bovenaanzicht zijn ook `4` cm breed. De hoogtematen in die aanzichten worden bepaald door de maten in het zijaanzicht.

Opgave 3
Opgave 4
a
1 2 1 2
1 1 1 1
1 2 1 2
1 1 1 1
b

Minimaal zes. Hier staat een mogelijk bovenaanzicht:

2
1
2
1
Opgave 5

Denk aan een tube met een ronde onderkant (de dop) en een rechte bovenkant zoals een tube tandpasta (met de dop naar beneden). Alleen is deze tube dan even hoog als breed. (De cirkelvorm is het bovenaanzicht, de driehoek is het vooraanzicht en het vierkant is het zijaanzicht).

Opgave 6

Je hoeft eigenlijk niets te doen met de schaal, want de uitslag is op dezelfde schaal als het drieaanzicht.

Opgave 7
a
b

Je meet de schuine zijden van de driehoeken in de aanzichten, die zijn ongeveer `6,2`  cm en `6,3` cm. Daarmee kun je de driehoeken in de uitslag tekenen. Je begint met het grondvlak en bepaal de middens van de zijden ervan. De vier punten die in de top van de piramide bijeenkomen liggen op lijnen vanuit die middens en loodrecht op de zijden van de rechthoek. Op die lijnen meet je de gemeten afstanden `6,2` (op de zijden van `4` cm) en `6,3` (op de zijden van `3` cm) af vanaf de middens.

Opgave 8

Stapel A: acht kubussen.

Stapel B: negen kubussen.

Opgave 9
Opgave 10

Probeer bovenaanzichten te maken.

Minimaal `17` kubussen en maximaal `25` kubussen.

Opgave 11
a
b
Opgave 12

Het zijvlak in het zijaanzicht is `4` cm breed, links `6` cm hoog en rechts `8` cm hoog. Het dak is in het zijaanzicht `6` cm lang.
Het onderste gedeelte van het vooraanzicht is `5` cm breed. Het dak is in het vooraanzicht en bovenaanzicht `6` cm breed. De hoogtematen in die aanzichten worden bepaald door de maten in het zijaanzicht.

Opgave 13Somakubus
Somakubus
a

De Somakubus wordt `3` bij `3` bij `3` .

b
Opgave 14Inpakprobleem van Conway
Inpakprobleem van Conway

Soort A: 6 stuks
Soort B: 6 stuks
Soort C: 5 stuks

Opgave 15
a
b

Ongeveer `3,6` hokje.

Opgave 16

Minimaal `13` kubussen en maximaal `37` kubussen.

verder | terug