Oppervlakte en omtrek > Oppervlaktematen
123456Oppervlaktematen

Voorbeeld 2

Opgave 7

Reken om.

a

`321` dm2 `= ...` m2

b

`15540` m2 `= ...` km2

c

`34,1` dm2 `= ...` mm2

d

`12,5` km2 `= ...` m2

e

`31` mm2 `= ...` m2

f

`12.345` cm2 `= ...` dam2

Opgave 8

Oefen met een medeleerling in het Practicum met de omrekenmachine voor eenheden tot je geen fouten meer maakt.

Opgave 9

De voorvoegsels worden bij oppervlaktematen eigenlijk op een wat merkwaardige manier gebruikt.
Met cm2 bedoel je eigenlijk (cm)2, terwijl er centi-m2 staat.

a

Licht dit met een voorbeeld toe.

In de omrekenmachine kun je `1` vierkante centimeter invoeren als 1 cmˆ2 en niet als `1` centi.mˆ2. Dus `1` vierkante centimeter is wat anders dan `1` centi vierkante meter.

b

Leg het verschil uit.

c

Met de omrekenmachine kun je `1` cm2 wel zo invoeren `1` centiˆ2.mˆ2. Ga dit na.

Opgave 10

Het heeft geregend en op het platte dak van een school staat een laag water, op elke m2 dak ligt wel `40` liter water.

a

Hoeveel liter water ligt er dan op elke cm2 van het dak?

De dakoppervlakte van de school is ongeveer `0,6` hm2.

b

Hoeveel liter water ligt er in totaal op het dak van de school?

verder | terug