Ruimtelijke figuren > Diagonaalvlakken
1234567Diagonaalvlakken

Verwerken

Opgave 10

Je ziet een balk van `4` cm bij `4` cm bij `5` cm. Deze balk staat zes keer op het werkblad.

a

Teken in elke figuur op het werkblad een ander diagonaalvlak.

Veel diagonaalvlakken hebben dezelfde afmetingen. Maar niet allemaal.

b

Hoeveel echt verschillende diagonaalvlakken zijn er?

c

Teken de echt verschillende diagonaalvlakken op ware grootte en ga na dat in al deze figuren de lichaamsdiagonaal van de balk hetzelfde is.

d

Stel, de balk is van hout en je zaagt de balk langs alle diagonaalvlakken door. Stel, je kunt de vorm van de balk intact houden. In hoeveel delen valt de balk uiteindelijk uiteen?

e

Welke vorm (en afmetingen) hebben die delen waarin de balk is opgedeeld?

Opgave 11

Van de vierzijdige piramide `ABCD.T` zijn alle ribben `6` cm.

a

Teken een uitslag van de piramide.

b

Benoem de diagonaalvlakken van de piramide. Welke vorm hebben ze? Wat zijn de afmetingen ervan?

Opgave 12

De afmetingen van een bakje met deksel zijn `7,2` cm bij `7,2` cm bij `3` cm. Ga ervan uit dat het bakje de vorm van een balk heeft.

Hoe lang kan het langste potlood zijn dat nog in dit bakje past?

Opgave 13

In dit prisma is een diagonaalvlak getekend. Het prisma is `5` cm hoog en het grondvlak is ernaast getekend .

a

Hoeveel diagonaalvlakken van dit prisma hebben de vorm van een rechthoek?

b

Teken het kleinste rechthoekige diagonaalvlak op ware grootte.

c

Hoe lang is de kortste lichaamsdiagonaal (van een rechthoekig diagonaalvlak) in dit prisma?

d

Hoeveel verschillende lengten lichaamsdiagonalen zijn er in de rechthoekige diagonaalvlakken?

Opgave 14

Je ziet een legertent met een vloer (grondzeil) van `5` meter breed en `8` meter lang. De tent heeft de vorm van een prisma en is totaal `3,5` meter hoog. Zie voor verdere afmetingen de figuur. De nok van de tent zit precies boven het midden van de vloer.

a

Teken een aanzicht van de voorkant van de tent. Maak daarna ook meteen een ruimtelijke tekening van dit prisma. Maak tekeningen op schaal `1 : 100` .

Je wilt in de tent een lange, schuine waslijn ophangen die loopt van hoog naar laag. De ene kant van de waslijn maak je vast aan het voorvlak van de tent, daar waar het dak begint op `2,5` meter hoogte (op de foto linksboven). De andere kant maak je vast aan het achtervlak van de tent, aan het hoekpunt rechtsonder, op grondhoogte.

b

Teken deze waslijn er in je ruimtelijke tekening bij. Bedenk nu een manier om te kunnen bepalen hoe lang deze waslijn wordt. Geef het antwoord in m, op één decimaal nauwkeurig.

verder | terug