Bij de linkerfiguur lopen alle zijden op roosterlijnen en zijn alle hoekpunten roosterpunten. Bij de rechterfiguur is dan niet het geval en bovendien is één van de randen een deel van een cirkel.
Loop over de rand van de figuur en tel: roostereenheden.
Ongeveer roostereenheden.
Figuur I: cm.
Figuur II: ongeveer cm.
m = km
hm = m
dm = mm
mm = m
mg = g
Bij figuur I zijn alle hoekpunten roosterpunten en alle zijden recht. Bij figuur II is één van de randen een deel van een cirkel, dus niet recht.
Tel de roosterhokjes: roosterhokjes.
Ongeveer roosterhokjes.
Figuur I: cm2.
Figuur II: ongeveer cm2.
m2 = dam2
hm2 = m2
dm2 = mm2
m2 = km2
ha = m2
Elke meter van je tekening is in werkelijkheid m.
Dus de lengte wordt m en de breedte wordt m.
keer.
cm is op schaal cm geworden, dus elke cm van de schaalfiguur is in werkelijkheid cm. De schaal is
roostereenheden.
Letter M: ongeveer roostereenheden.
Letter D: ongeveer roostereenheden.
Letter H: cm.
Letter M: ongeveer cm.
Letter D: ongeveer cm.
Letter H: roosterhokjes.
Letter M: roosterhokjes.
Letter D: ongeveer roostereenheden.
Letter H: cm2.
Letter M: cm2.
Letter D: ongeveer cm2.
dam = dm
dam2 = dm2
mm = m
mm2 = m2
are = m2
keer.
cm.
keer zo hoog.
mm.
cm.
cm2 en dat is m2.
Het landje wordt in oppervlakte keer zo klein, dus zowel de lengte als de breedte worden keer zo klein. De schaal is .
Je bepaalt eerst de oppervlakte van het kaartje zo nauwkeurig mogelijk.
De bevolkingsdichtheid is het gemiddelde aantal personen per km2. Dus je moet het aantal inwoners van de provincie Utrecht delen door de oppervlakte in km2.
Gebruik de gegevens van bijvoorbeeld Wikipedia voor de andere provincies. Je weet ze toch wel alle twaalf?
Je bepaalt dan (zie a) de schaal van het kaartje. Vervolgens ga je de omtrek van de provincie Utrecht op het kaartje zo nauwkeurig mogelijk bepalen. En dan nog even omrekenen.