Ruimtelijke figuren > Grensvlakken, ribben
12345678Grensvlakken, ribben

Uitleg

De kubus A B C D . E F G H heeft zes platte grensvlakken die allemaal de vorm van een vierkant hebben.
A B C D is zo'n grensvlak.
Lijnstuk A B noem je een ribbe. Elke kubus heeft 12 gelijke ribben.
Punt E noem je een hoekpunt. Elke kubus heeft 8 hoekpunten.

Een balk A B C D . E F G H heeft ook zes platte grensvlakken. Het zijn allemaal rechthoeken, maar niet allemaal gelijk. Steeds zijn twee tegenover elkaar liggende grensvlakken hetzelfde.
Er zijn weer 12 ribben en 8 hoekpunten.

Deze vierzijdige piramide A B C D . T heeft vijf platte grensvlakken. Het grondvlak A B C D is een vierkant. De vier opstaande grensvlakken zijn driehoeken. De vier opstaande ribben zijn hier even lang.
Elke piramide heeft heeft als grondvlak een veelhoek. De top van de piramide ligt ergens boven die veelhoek.

Dit rechte driezijdige prisma A B C . D E F heeft vijf platte grensvlakken. Het onder- en het bovenvlak zijn gelijke driehoeken. De opstaande grensvlakken zijn hier rechthoeken.
Bij elk prisma zijn onder- en bovenvlak dezelfde veelhoek. Alle opstaande ribben zijn gelijk en lopen evenwijdig. Maar de opstaande grensvlakken hoeven geen rechthoeken te zijn, een prisma kan ook scheef zijn.

De bol, de cilinder en de kegel bestaan elk eigenlijk alleen uit één gebogen grensvlak. De bol heeft geen ribben, de cilinder heeft een grondcirkel en een bovencirkel (die je als ribben zou kunnen opvatten) en de kegel heeft een grondcirkel en een top.

Opgave 1

Vul deze tabel in.


aantal
hoekpunten
aantal
ribben
aantal platte
grensvlakken
aantal gebogen
grensvlakken
kubus



balk



5-zijdig prisma



5-zijdige piramide



kegel



bol



cilinder



Opgave 2

De grensvlakken van een ruimtelijke figuur geef je aan met hoofdletters. Die hoofdletters moeten in een logische volgorde staan. Het voorvlak van deze balk A B C D . E F G H is grensvlak A B F E. De letters hebben dan een logische volgorde, omdat je van A naar B naar F naar E steeds achter elkaar door over de omtrek van het grensvlak loopt. In dit draadmodel van balk staat maar bij enkele hoekpunten de juiste letter.

a

Zet op het werkblad bij de overige hoekpunten ook de juiste letters.

b

Welk vlak is het achtervlak?

c

A B = 4 cm. Welke ribben zijn ook 4 cm lang?

d

B C = 3 cm en A E = 3,5 cm. Hoe lang moet de draad zijn, waaruit deze balk kan worden gemaakt? Schrijf de berekening op.

Opgave 3

Soms hoef je maar een paar eigenschappen van een ruimtelijke figuur te kennen om te weten om welke figuur het gaat.

a

Welke figuur heeft één gebogen grensvlak en twee vlakke grensvlakken?

b

Geef twee voorbeelden van een ruimtelijke figuur waarvan niet alle "ribben" recht zijn. Waarom staat het woord "ribben" in de vorige zin tussen aanhalingstekens?

c

Welke ruimtelijke figuur heeft het kleinste aantal rechte ribben? Schets de figuur en zet er de juiste naam bij.

d

Schets ook een figuur met 8 ribben en 5 grensvlakken.

verder | terug