Hoeken > Hoeken berekenen
123456Hoeken berekenen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Zie de figuur bij b. Je hebt te maken met Z-hoeken.

b

Zie de figuur. Je hebt te maken met Z-hoeken.

c

De drie hoeken van een driehoek zijn samen altijd `180^@` , want de drie hoeken bij `C` vormen samen een gestrekte hoek, hoe je de driehoek ook tekent.

Opgave 1
a

Ze vormen samen een gestrekte hoek.

b

Noem de hoeken bij `C` van links naar rechts `/_ C_1` , `/_ C_2` en `/_ C_3` .

Met welke hoek vormt `/_ C_1` een stel Z-hoeken?

`/_ A`

`/_ B`

`/_ C`

c

Met welke hoek vormt `/_ C_3` een stel Z-hoeken?

`/_ A`

`/_ B`

`/_ C`

d

`/_ A + /_ B + /_C_2 = /_ C_1 + /_ C_3 + /_ C_2 = 180^@`

e

Omdat je bij elke driehoek `ABC` een lijn door `C` en evenwijdig `AB` kunt tekenen.

Opgave 2
a

`/_C = 180^@ - 50^@ - 70^@ = 60^@` .

b

`/_B = 180^@ - 30^@ - 110^@ = 40^@` .

c

Omdat de gegeven hoeken samen al groter zijn dan `180^@` .
Als je hem probeert te tekenen (kies voor `AB` maar een bepaalde lengte) dan zie je meteen dat er geen driehoek kan ontstaan.

Opgave 3
a

`/_ A_3 = /_ A_1 = 30^@` (overstaande hoeken) en `/_ A_4 = 90^@ - /_ A_3 = 60^@` .

b

De hoeken met de rode stip zijn elk `(90^@)/4 = 22,5^@` .
De hoek met het vraagteken bij `B` is `180^@ - 3 xx 22,5^@ = 112,5^@` (gestrekte hoek).

Opgave 4

Aangezien `l` en `k` loodrecht op elkaar staan weet je dat hoek `/_ B_1=90^@-25^@=65^@` .
Dan is `/_ B_2 = /_ B_1=65^@` (overstaande hoeken).
En de `/_A_3 = /_B_2 = 65^@` (F-hoeken).

Opgave 5
a

`/_ B = 180^@ - 60^@ - 40^@ = 80^@`

b

Teken eerst `AB=6` cm en teken daarop de hoeken `/_ A` en `/_ B` . Maak de driehoek af en controleer door nameten of `/_C` klopt.

Opgave 6

`(180^@)/3=60^@`

Opgave 7
a

`/_ ACD = /_ BAC = 32^@` (Z-hoeken).
`/_ ACB = 90^@ - /_ ACD = 58^@` .

b

`/_ ASB = 180^@ - 2 xx 32^@ = 116^@` .

Opgave 8
a

Teken diagonaal `AC` of diagonaal `BD` .

b

`2 xx 180^@ = 360^@`

c

Je moet dan één van de vier hoeken laten inspringen. Dit wordt een hoek die groter is dan `180^@` .

d

Zijn er ook vierhoeken die je niet in twee driehoeken kunt verdelen?

ja

nee

e

`360^@`

Opgave 9

De hoeken met de rode stippen zijn elk `58^@` en dus samen `116^@` .
De hoek die je vindt als je met de wijzers van de klok meedraait is `180-116=64^@` . Deze hoek is via F-hoeken even groot als de hoek met het vraagteken linksonder.

In de driehoek rechtsboven zit een hoek van `71^@` en een hoek van `38^@` .
De derde hoek van de driehoek is `180^@-71^@-38^@=71^@` .
Dus is de hoek met het vraagteken rechtsboven `180^@ - 71^@ = 109^@` .

Opgave 10

`/_A = 180^@ - 70^@ = 110^@` ; `/_B = 60^@` ; `/_S = 180^@ - 110^@ - 60^@ = 10^@` .

Opgave 11

Bereken eerst `/_ A = 180^@ - 100^@ - 50^@ = 30^@` .
Begin dan met het tekenen van `AC` en zet daar de hoeken bij `A` en `C` op (aan dezelfde kant van lijnstuk `AC` ). Maak vervolgens de driehoek af.

Opgave 12
a

Teken eerst een vijfhoek. Verdeel de vijfhoek in drie driehoeken door vanuit één punt twee diagonalen te tekenen.

b

`3 xx 180^@ = 540^@`

c

ja

d

`(540^@)/5 = 108^@`

Opgave 13

`/_DBC = 180 - /_ABD = 70^@` (gestrekte hoek); `/_EDB = /_DBC = 70^@` (Z-hoeken); `/_BDC = /_EDB = 70^@` (deellijn); `/_C + /_BDC + /_ DBC = 180^@` (driehoek `BCD` ); dus: `/_C = 180 - 70 - 70 = 40^@` .

Opgave 14

Je weet dat alle hoeken van een vierhoek bij elkaar opgeteld `360^@` zijn.

Dus `/_D + /_E + /_F + /_G = 360^@` .

`/_D = 2xx/_E` en `/_ E = /_F = /_ G` .

Dus `2xx /_E + /_E + /_E + /_E = 360^@` geeft `/_E = (360^@)/5 = 72^@` .

Dus `/_ E = /_F = /_G = 72^@` .

En `/_D = 2xx/_E = 2 xx 72= 144^@` .

Opgave 15
a

`150^@ - 150/360 xx 30^@ = 137,5^@`

b

`210/360 xx 30^@ = 17,5^@`

c

De minutenwijzer heeft vanaf `0` gerekend `19 xx 6^@ = 114^@` afgelegd. De urenwijzer heeft vanaf `11` gerekend `114/360 xx 30^@ = 9,5^@` afgelegd. De kleinste hoek is dus `114^@ + 20,5^@ = 134,5^@` .

d

In de twaalf uren na 0:00 haalt de minutenwijzer de urenwijzer elk uur één keer in. Dat doet hij elf keer, dus met tussenpozen van `12/11` uur, dat is `1` uur, `5` minuten en `0,45` seconden. Nu kun je de gevraagde tijden zo opschrijven, namelijk:

1:05,45; 2:10,90; 3:16,35; 4:21,80; 5:27,25; 6:32,70; 7:38,15; 8:43,60; 9:49,05; 10:54,50; 11:59,94.

Opgave 16

`2 xx 30^@ + 5/(60) xx 30^@ = 62,5^@`

Opgave 17
a

`/_A_3 = 50^@`

b

`/_C_6 = 50^@`

Opgave 18
a

`/_ACS = 42,5^@`

b

`/_BSC = 107,5^@`

verder | terug