Omtrek, oppervlakte en inhoud > Omtrek
123456Omtrek

Uitleg

De omtrek van een figuur bepaal je door een figuur "om te trekken" en de lengte van de buitenrand te bepalen. Dat doe je door van alle stukken buitenrand de lengtes bij elkaar op te tellen. Soms weet je die, soms kun je die bepalen met behulp van een rooster, soms moet je gewoon meten of zelfs schatten.

De gemeten lengtes geef je aan in een afgesproken lengte-eenheid (bijvoorbeeld in centimeter).

Soms zijn roosterfiguren op schaal getekend. Dan staat er bij het rooster welke eenheid de breedte van een hokje voor moet stellen, bijvoorbeeld `1` kilometer. In dat geval moet je de gemeten lengte omrekenen.

Bij een schuin stuk omtrek meet je de lengte met een liniaal. Bij kromme stukken omtrek schat je de lengte.

Opgave 1

Bekijk het rooster met een bovenaanzicht van een hoofd, een rechthoek `A B C D` en een vlieger `E F G H` . De afmetingen van één roosterhokje stellen in werkelijkheid `4` cm bij `4` cm voor.

a

Hoe groot is de omtrek van de rechthoek in werkelijkheid, uitgedrukt in centimeter?

b

Meet met je liniaal de omtrek van vlieger `EFGH` . Hoe groot is deze omtrek in de tekening? En in werkelijkheid?

c

Leg uit, hoe je nu met behulp van de antwoorden bij a en b de omtrek van het hoofd op de tekening kunt schatten. Schrijf je schatting op.

Opgave 2

Bepaal de omtrek van de volgende figuren.

verder | terug