De twee hoeken hiernaast vormen samen een gestrekte hoek.
De kleinste hoek is
`45°`
.
De grootte van de andere hoek kun je uitrekenen:
`180° - 45° = 135°`
.
In de tweede figuur zijn de lijnen
`m`
en
`n`
evenwijdig.
Je wilt
`/_ A_3`
uitrekenen. Dat kan zo:
`/_ B_1 = 90° - 25° = 65°` .
`/_ B_2 = /_ B_1` (overstaande hoeken).
Dus `/_ A_3 = /_ B_2 = 65°` (F-hoeken).
Bereken in de volgende figuren de hoek met het vraagteken erin.
Bekijk de figuur hieronder, `l` en `m` zijn evenwijdige lijnen.
Bereken de hoek met het vraagteken er in.