Met kijklijnen kun je het gebied aangeven, dat je vanuit de plaats waar je staat kunt zien.
Hoeveel ganzen kan zien?
Je tekent vanuit de plaats waar staat de juiste kijklijnen.
Je telt het aantal ganzen tussen beide kijklijnen of je kleurt het gebied ertussen.
Hij of zij kan ganzen zien.
Hoeveel ganzen kan zien?
En hoeveel ganzen kunnen ze beiden zien?
Hier zie je de tuin bij het huis waar Sarah woont nog een keer. Haar broer Willem-Jan staat in de kamer. De figuur staat ook op het werkblad.
Geef het gebied aan dat Willem-Jan vanuit de kamer van de tuin kan zien.
Geef ook het gebied aan dat ze beiden kunnen zien van de tuin.
Gebruik de figuur van
Hoeveel ganzen kan zien?
En hoeveel ganzen kunnen ze beiden zien?
Geef door kleuren of arceren aan welk gebied beiden kunnen zien.