Sarah zit aan haar bureau in haar kamertje. Ze kijkt naar buiten, de tuin in. Deze figuur staat ook op het werkblad.
Teken de kijklijnen waarmee je aangeeft welk deel van de tuin ze kan zien.
Hoe groot is de hoek die beide kijklijnen met elkaar maken?
Sarah leunt over haar bureau naar voren om haar gezicht dichter bij het raam te brengen.
Wordt de hoek bedoeld in b nu kleiner of groter?
Sarah heeft een kat die vaak in de tuin is. Katten houden niet van water.
Vanaf welke plaats kan deze kat het vogelhuisje het beste zien? Waarom?