Symmetrie > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Testen

Opgave 7

Je ziet zes verkeersborden. De verkeersborden staan ook op het werkblad.

Geef bij elk verkeersbord aan van welke soort(en) symmetrie er sprake is. Vermeld steeds het aantal symmetrieassen. Geef het symmetriecentrum of draaicentrum aan en vermeld de kleinste draaihoek.

Opgave 8

Je ziet een deel van een symmetrische figuur met de dikke punt als centrum van symmetrie. De figuur staat ook op het werkblad.

a

Maak de figuur op het werkblad puntsymmetrisch.

b

Maak de figuur op het werkblad draaisymmetrisch met een kleinste draaihoek van `120^@` .

Opgave 9

In deze figuur zie je vierhoek `PQRS` , een ruit. De punten `A` , `B` , `C` en `D` zijn de middens van de zijden waar ze op liggen.

a

Wat voor soort driehoek is `Delta AQB` ? Leg uit waarom dat zo is.

b

Laat zien dat `/_ BAD=90^@` .

Opgave 10

In een assenstelsel liggen de punten `A(text(-)2, text(-)3 )` , `B(4, 1 )` en `C(2, 4 )` .

a

Teken in het assenstelsel rechthoek `ABCD` . Geef de coördinaten van punt  `D` .

b

Teken in het assenstelsel vlieger `ABCE` . Schat de coördinaten van punt `E` in één decimaal nauwkeurig.

Opgave 11

In deze regelmatige zespuntige ster is een aantal driehoeken aangegeven.

a

Geef de naam en de hoeken van `Delta ABC` .

b

Geef de naam en de hoeken van `Delta DEF` .

c

Geef de naam en de hoeken van `Delta GHI` .

d

Geef de naam en de hoeken van `Delta FHJ` .

Opgave 12

Geef de coördinaten van het beeldpunt van `P(p, q)` bij

a

spiegeling in de oorsprong van het assenstelsel;

b

draaiing om `C(1, 2 )` over `text(-)90^@` .

Opgave 13

Teken met passer en geodriehoek een gelijkbenige driehoek met een basis van `4`  cm en een tophoek van `20^@` .

Opgave 14

Een gelijkbenig trapezium is een trapezium met twee gelijke zijden.

Teken met passer en geodriehoek een gelijkbenig trapezium waarvan de ongelijke zijden `6` cm en `3` cm zijn en waarvan één van de hoeken `50^@` is.

verder | terug