cm2.
Precies de helft van de oppervlakte van de rechthoek, dus cm2.
Ze staan op een cm-rooster en de hoekpunten zijn roosterpunten.
Omdat hij niet op een rooster staat (waarvan je aanneemt dat de roosterlijnen loodrecht op elkaar staan).
Het is precies de helft van de oppervlakte van een rechthoek met zijden van bij cm. De oppervlakte is daarom cm2.
Noem de rechthoekszijden (lengte) en (breedte), dan krijg je voor de oppervlakte .
Omdat hun hoekpunten geen roosterpunten zijn. Je kunt dus niet "hokjes tellen" .
Figuur I: cm2.
Figuur II: cm2.
Figuur III: cm2.
Figuur IV: cm2.
als de lengte en de breedte van de rechthoek zijn.
Figuur I: cm.
Figuur II: cm.
Figuur III: cm.
Je tekent de figuur op ware grootte met behulp van de rechte hoek en de twee rechthoekszijden. De zijde die je nog niet weet kun je vervolgens opmeten. Daarna tel je alle drie de lengtes van de zijden bij elkaar op.
mm2.
geeft mm. Dus ongeveer mm.
Je kunt de rechthoek nog weer verdelen in halve rechthoeken, maar verder is er nauwelijks een andere verdeling van de figuur mogelijk.
Je maakt er een rechthoek van bij omheen en daar trek je drie halve rechthoeken af. De oppervlakte wordt m2.
Je ziet hier een mogelijke verdeling in (halve) rechthoeken. (Maar je kunt er ook
een rechthoek omheen maken en daar halve rechthoeken van af trekken.)
De oppervlakte wordt m2.
Ook nu is een verdeling van de figuur zelf in (halve) rechthoeken niet mogelijk. Maar
je kunt er een rechthoek omheen maken en daar hele en halve rechthoeken van af trekken.
De oppervlakte wordt m2.
Doen, verdeel de figuur in (halve) rechthoeken.
Benader met behulp van je rekenmachine.
Doen.
De zijde is dan en de omtrek is .
.
.
De A heeft een oppervlakte van roosterhokjes, dus van mm2.
De L heeft ook een oppervlakte van roosterhokjes, dus van mm2.
De zijden van de L liggen op roosterlijnen en de hoekpunten zijn roosterpunten. Bij de A is beide niet het geval. De omtrek van de L is roostereenheden, dus mm.
Figuur I: .
Figuur II: .
Figuur III: .
Figuur IV: .
Figuur V: .
Figuur VI: .
Elke zijde van het schilderij is m lang. Als de lijst er omheen zit, dan wordt dat m voor elke zijde. De oppervlakte is dan m2.
De ruit bestaat uit vier halve rechthoeken met lengte en breedte . De oppervlakte van de ruit is daarom .
Je kunt het grasveld verdelen in een rechthoek van m bij m en een rechthoekige driehoek waarvan je één zijde weet, namelijk m. Je wilt de andere zijde berekenen, dan kun je de lengte van de hele beukenhaag bepalen.
De totale oppervlakte is dam2 m2.
De oppervlakte van de rechthoek is m2.
Voor de oppervlakte van de rechthoekige driehoek blijft m2 over.
Dus is .
Hieruit volgt dat m.
De beukenhaag is daarom 34 m lang.
cm draad.
dm2 karton.
dm draad en dm2 karton.
Maak eventueel eerst een tekening van het prisma.
De totale oppervlakte is cm2.