Hier zie je drie figuren met rechthoekige driehoeken.
Bereken in elke figuur de exacte lengte van de zijde met het vraagteken.
Welke van deze driehoeken zijn rechthoekig? Welke hoek is dan recht?
Driehoek `A B C` met `A B = 26` , `B C = 24` en `A C = 10` .
Driehoek `D E F` met `D E = 3` , `D F = 5` en `E F = 3` .
Iemand heeft een bijzonder tafelkleed gekocht en wil er speciaal een tafel voor laten maken. Het is een zuiver rond tafelkleed met een diameter van `2,40` meter. De tafel moet zuiver vierkant worden.
Hoe groot mag de zijde van deze tafel maximaal zijn om volledig bedekt te worden door het kleed? Geef je antwoord in cm nauwkeurig.