Meetkundige berekeningen > Oppervlakte ruimtefiguur
1234567Oppervlakte ruimtefiguur

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Zie figuur.

b

12 18 + 1 2 12 6 = 252 cm2.

c

Het voorvlak kun je verdelen in een rechthoek van 12 bij 18 en twee rechthoekige driehoeken met rechthoekszijden van 6 cm. Die driehoeken zijn gelijkbenig en rechthoekig en hebben dus twee hoeken van 45 ° . In het hoogste punt van het voorvlak zitten daarom twee hoeken van 45 ° tegen elkaar. De totale hoek is dan 90 ° .

d

Het dak bestaat uit twee rechthoeken waarvan de éne iets groter is dan de andere vanwege de dikte van het hout. De openingen die door het dak worden afgedekt zijn rechthoeken van 6 2 + 6 2 = 72 8,5 cm bij 12 cm.
Het kleinste dakdeel is daarom 10,5 bij 16 cm en het grootste dakdeel is 11,5 bij 16 cm.

Opgave 1
a

Een rechthoek.

b

K L = 2 2 + 2 2 = 8

c

De bovenkant en de onderkant van het prisma zijn vijfhoeken met een oppervlakte van 6 6 1 2 2 2 = 34 cm2.
Het vlak K L M N heeft een oppervlakte van 6 8 cm2.
De totale oppervlakte is daarom 2 6 6 + 2 6 4 + 68 + 6 8 = 188 + 6 8 cm2.

Opgave 2

B P = C Q = 8 2 + 6 2 = 10 .
De totale oppervlakte is 6 12 + 6 6 + 2 9 8 + 6 8 + 6 10 = 360 cm2.

Opgave 3

Het grondvlak heeft een oppervlakte van 100 cm2.
Elk opstaand zijvlak heeft een hoogte van 10 2 5 2 = 75 .
De totale oppervlakte is daarom 100 + 4 1 2 10 75 = 100 + 20 75 .

Opgave 4

Elk opstaand grensvlak heeft een hoogte van 4 2 2 2 = 12 .
De totale oppervlakte is daarom 4 1 2 4 12 27,71 cm2.

Opgave 5

Zie figuur. Bereken eerst A T = C T = 52 .
De oppervlakte is 6 6 + 2 1 2 6 4 + 2 1 2 6 52 = 60 + 6 52 cm2.

Opgave 6

Als je de in de lengte openknipt en plat legt, krijg je een rechthoek met een lengte van 1000 mm. De breedte is de omtrek van een cirkel met een straal van 8 mm. De gevraagde oppervlakte is daarom 2 π 8 1000 = 16000 π 50265 mm2.

Opgave 7
a

Doen.

b

Die twee punten moeten straks één punt worden op de grondcirkel.
De grondcirkel van de kegel heeft een omtrek van 2 π 2 = 4 π cm.
De grote heeft een omtrek van 2 π 6 = 12 π cm.
De grondcirkel is dus 4 π 12 π = 1 3 deel van de grote cirkel. De sectorhoek moet daarom 1 3 360 = 120 ° graden zijn.

c

Doen.

d

De oppervlakte van de grote cirkel is π 6 2 = 36 π . Van de kegelmantel is de oppervlakte dus 1 3 36 π = 12 π .

e

Nu moet je eerst nog A T berekenen als A een punt van de grondcirkel en T de top is. Daarvoor gebruik je de stelling van Pythagoras: A T = 12 2 + 5 2 = 13 .
Nu heeft de grote cirkel een omtrek van 24 π en de grondcirkel een omtrek van 10 π . De sector is dus 10 π 24 π = 5 12 deel van de grote cirkel.
De oppervlakte van de grote cirkel is π 12 2 = 144 π . Van de kegelmantel is de oppervlakte dus 5 12 144 π = 60 π .

Opgave 8
a

De breedte van elk dakdeel (een rechthoekige driehoek) wordt 4 m genomen. De oppervlakte wordt zo iets te groot geschat en dat is beter dan dat alles krap berekend is.

b

De voorgevel bestaat uit twee rechthoekige driehoeken met rechthoekszijden van 8 en 4 m. De langste rechthoekzijde van een dakdeel is de hypothenusa van zo'n rechthoekige driehoek in de voorgevel. Dus is de lengte 4 2 + 8 2 = 80 .

c

Doen.

d

Deze dakgoot is de hypothenusa van een dakdeel en is daarom 4 2 + ( 80 ) 2 = 96 m lang.

Opgave 9
a

Zie figuur.
De ribben in het grondvlak zijn 2 m en 1 2 + 1 2 = 2 m.
De nok van de tent is 2 m.
Alle andere schuine opstaande ribben zijn 1 2 + 1,5 2 = 3,25 m.

b

Elke driehoek van de uitslag is gelijkbenig met twee benen van 3,25 m en een basis van 2 m. De hoogte daarvan is ( 3,25 ) 2 ( 1 2 2 ) 2 = 2,75 m.
De totale oppervlakte is 4 1 2 2 2,75 + 2 2 3,25 11,90 m2.

Opgave 10

Gebruik de stelling van Pythagoras om de lengtes van de twee dakdelen te berekenen.
Het rechter dakdeel is een rechthoek van 200 cm bij 200 2 + 35 2 203 cm.
Het linker dakdeel is een rechthoek van 100 cm bij 100 2 + 35 2 106 cm.
De totale oppervlakte van het dak is dus ongeveer 200 203 + 200 106 = 61800 cm2 en dat is ongeveer 6,18 m2.

Opgave 11

Bereken eerst de schuine ribben. Die hebben een lengte van 240 2 + 100 2 = 260 cm.
De totale oppervlakte aan glas is ongeveer 2 1 2 ( 320 + 120 ) 240 + 2 450 260 + 450 120 = 393600 cm2 en dat is ongeveer 39,5 m2.

Opgave 12

De oppervlakte van de halve cilinder is 1 2 2 π 5,5 20 = 110 π m2. Je hebt dus voor ongeveer 110 π 1,5 518,4 m2 verf nodig.

Opgave 13

De piramide die het dak voorstelt heeft een rechthoekig grondvlak van 200 bij 180 cm. De hoogte van die piramide is 35 cm. Het dak bestaat uit gelijkbenige driehoeken die echter niet alle vier hetzelfde zijn. Er zijn twee driehoeken met een basis van 200 en een hoogte van 90 2 + 35 2 = 9325 en er zijn twee driehoeken met een basis van 180 en een hoogte van 100 2 + 35 2 = 11225 .
De totale oppervlakte van het dak is daarom 200 9325 + 180 11225 38384 cm2.

Opgave 14

De uitslag van zo'n kegel is een cirkelsector. De grote cirkel waaruit die sector wordt geknipt heeft een straal van 20 2 + 10 2 = 500 cm.
Deze grote cirkel heeft een omtrek van 2 π 500 en de grondcirkel heeft een omtrek van 20 π . De oppervlakte van de kegelmantel is het 20 π 2 π 500 = 10 500 van de oppervlakte van de grote cirkel. Je vindt dus een oppervlakte van 10 500 π ( 500 ) 2 702,5 cm2.

Opgave 15Paaltjes verven
Paaltjes verven
a

Oppervlakte witte verf per paal: 7 × 7 × 50 = 2450 cm2.
Totale oppervlakte aan witte verf is 240 × 0,245 = 58,8 60 m2.
Er is ongeveer 7,5 liter witte verf nodig.

b

Oppervlakte rode verf per paal: 7 × 7 × 40 = 1960 cm2.
Totale oppervlakte aan rode verf is 240 × 0,196 = 47,04 50 m2.
Er is ongeveer 6,25 liter witte verf nodig.

Opgave 16Zouttoren
Zouttoren
a

Ondervlak en bovenvlak bevatten geen hout. Elk trapezium heeft een hoogte van 20 2 + 2 2 = 404 . Dus de oppervlakte van de vier trapeziumvormige zijvlakken is 4 1 2 ( 6 + 2 ) 404 = 16 404 m2. De balk aan de bovenkant heeft vier zijvlakken van hout, totale oppervlakte 4 2 1 1 2 = 12 m2.
Dus in totaal 333,6 m2 aan hout.

b

Bijvoorbeeld door hun afmetingen te schatten op basis van de gegevens van de toren.

verder | terug