Meetkundige berekeningen > Inhoud ruimtefiguur
1234567Inhoud ruimtefiguur

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Zie figuur. Het kan ook wel op andere manieren, maar dit ligt toch wel het meest voor de hand.

b

12 12 18 + 2 1 2 6 12 6 = 3024 cm3.

Opgave V2
a

Omdat je deze boterham zo kunt verdelen dat er precies 18 eenheidskubussen ontstaan en elke eenheidskubus heeft een inhoud van 1 cm3.

b

Nee.

c

18 32 = 512 cm3.

d

I ( prisma ) = G h waarin G de oppervlakte van het grondvlak voorstelt en h de hoogte. Een brood is een voorbeeld van een prisma als alle plakken dezelfde vorm hebben en even dik zijn. G is de oppervlakte van elke plak brood, h is de "hoogte" (aantal plakken) van het brood.

Opgave 1

Figuur I: I = 7 4 = 28 cm3.
Figuur II: I = 1 2 3 4 6 = 36 cm3.
Figuur III: I = 12,875 5 = 64,375 cm3.

Opgave 2
a

Het is een figuur waarvan grondvlak en bovenvlak en elke dwarsdoorsnede evenwijdig met het grondvlak gelijk is.

b

π 8 2 = 64 π cm2.

c

64 π 20 = 1280 π cm3.

Opgave 3
a

Het grondvlak van het prisma kun je verdelen in een vierkant en een half vierkant, dus G = 5 5 + 0,5 5 5 = 37,5.

b

π r 2 10 = 375 geeft π r 2 = 37,5 en r 2 = 37,5 / π . Dus is r = 37,5 / π 3,46 .

Opgave 4
a

Het grondvlak van de piramide is groter dan dat van de kegel, dus die laatste moet wel hoger zijn.

b

1 3 12 12 10 = 480 cm3.

c

1 3 π 6 2 h = 480

d

h = 480 12 π 12,73 cm. Dus de hoogte van de kegel is ongeveer 12,7 cm.

Opgave 5
a

Eerst werk je in A S B . Omdat A S en B S even lang zijn levert A S 2 + B S 2 = 20 2 op: 2 A S 2 = 400 . Dit betekent A S = 200 .
Nu naar A S T : ( 200 ) 2 + S T 2 = 20 2 . Dit geeft T S = 200 = h .

b

133 1 3 200

Opgave 6

Bereken eerst met de stelling van Pythagoras dat de lengte van de diagonalen van het grondvlak 10 cm is. De hoogte van de piramide is h = 13 2 5 2 = 12 . Dus het volume is 1 3 6 8 12 = 192 cm3.

Opgave 7

(Maak eventueel eerst even een tekening.)
Bereken met de stelling van Pythagoras dat de hoogte van het grondvlak 8 2 3 2 = 55 cm is. De oppervlakte van het grondvlak is 1 2 6 55 = 3 55 cm2. Dus het volume is 1 3 3 55 13 = 13 55 cm3.

Opgave 8

De inhoud van de kubus is 1000 cm3.
De inhoud van de cilinder is π 5 2 10 = 250 π 785,4.
Er zit dus 21,5% van de kubus buiten de cilinder.

Opgave 9

De inhoud van de kegel is 1 3 G h = 1 3 100 π 20 2094 cm3.
De piramide heeft een vierkant grondvlak met zijden met een lengte van 200 cm en een hoogte van 20 cm. De inhoud is ongeveer 1333 cm3. Er zit dus 57,1% van de kegel buiten de piramide.

Opgave 10

Inhoud figuur I: 2 4 8 = 64.
Inhoud figuur II: π 1,5 2 4 28,27.
Inhoud figuur III: 1 3 3 3 4 = 12 .
Inhoud figuur IV: 1 3 π 1,5 2 4 9,42 .

Opgave 11
a

Noem het snijpunt van alle lichaamsdiagonalen M. Dan is A M = B M = C M = D M = E M = F M = 32 . Hiermee kun je de inhoud van een piramide berekenen: 1 3 8 8 32 = 64 3 32 .
De inhoud van het octaëder is 2 64 3 32 = 128 3 32 .

b

Van elk grensvlak is de hoogte 8 2 4 2 = 48 .
De oppervlakte van het octaëder is 8 1 2 8 48 = 32 48 .

Opgave 12

Je kunt de tent verdelen in een prisma (het middenstuk) en een piramide (de twee eindstukken tegen elkaar). De inhoud van het prisma is 1 2 2 1,5 2 = 3 m3. De inhoud van de piramide is 1 3 2 1,5 = 1 m3. De totale inhoud van de tent is dus 4 m3.

Opgave 14

Het linker tuinhuisje:
( 3,00 1,90 + 1 2 3,00 0,35 ) 2,00 = 12,45 m3. Dat is ongeveer 12,5 m3.

Het rechter tuinhuisje:
( 2,00 1,80 1 2 1,00 0,90 ) 1,90 + 1 3 2,00 1,80 0,35 = 6,405 . Dat is ongeveer 6,4 m3.

Opgave 15

Het volume van dit miljoen briefjes van € 100 is 147 82 0,05 10 6 = 602,7 10 6 mm3 en dat is 0,6027 m3 en dat weegt ruim 723 kg.
Ik zou wel een auto nemen, een busje bijvoorbeeld.

Opgave 13
a

π 3,65 2 10,4 435,3 cm3. Dat is ongeveer 435 mL. Dus het kan.

b

π 7,3 10,4 238,5 cm2.

Opgave 16

Het volume van het staal is π 1,0 2 800 π 0,8 2 800 904,78 cm3, dus het staal van de stoel weegt ongeveer 6876 gram en dat is iets minder dan 6,9 kg.

Opgave 17
a

1 3 π r 2 13 = 125 geeft r 3,03 cm. De diameter is ongeveer 6,1 cm.

b

De doos heeft een inhoud van ongeveer 1935 cm3, dus er zouden 1935 / 125 15 ijsjes in moeten gaan. In werkelijkheid gaan er maar 7 of 8 in de doos.

Opgave 18Graansilo
Graansilo
a

De graansilo bestaat uit een kegel met een hoogte van 1,40 en een diameter van 1,48 m en een cilinder met een hoogte van 3,00 m en dezelfde diameter. De inhoud van de kegel is ongeveer 0,803 m3. De inhoud van de cilinder is ongeveer 5,161 m3. Samen is dat iets minder dan 6 m3.

b

De cilindermantel heeft een oppervlakte van π 1,48 3,00 13,95 m2. De bovencirkel heeft een oppervlakte van ongeveer π 0,74 2 1,72 m2. De kegel is het π 1,48 π 2,80 deel van een cirkel met een straal van 1,40. De oppervlakte daarvan is ongeveer 3,25 m2. De totale oppervlakte is daarom 18,92 m2.

Opgave 19Zouttoren
Zouttoren

De toren bestaat uit een centrale balk van 2 bij 2 bij 20 m, vier kwart piramides met vierkante grondvlakken van 2 bij 2 en een hoogte van 20 m en vier halve balken van 2 bij 2 bij 20 m. De inhoud is dus 2 2 20 + 4 1 3 2 2 20 + 4 1 2 2 2 20 = 346 2 3 m3.

verder | terug