Breuken > Breuken vergelijken
1234567Breuken vergelijken

Voorbeeld 2

In klas 1A hebben `3` van de `20` leerlingen voor een wiskundetoets een onvoldoende gehaald.
In klas 1B hebben voor dezelfde toets `4` van de `30` leerlingen een onvoldoende gehaald.

Mag je zeggen dat er in 1B naar verhouding meer onvoldoendes zijn?
Er zijn wel meer onvoldoendes, maar ook meer leerlingen...

> antwoord

In 1A heeft `3/20` deel een onvoldoende.
In 1B heeft `4/30` deel een onvoldoende.

Om beide breuken te kunnen vergelijken maak je ze gelijknamig:

`3/20 = 9/60` en `4/30 = 8/60` .

Dus voor deze toets zijn in 1B naar verhouding de minste onvoldoendes gehaald.
(Complimenten voor 1B.)

Opgave 7

In Voorbeeld 2 worden twee breuken vergeleken.

a

Ga na, dat `60` inderdaad het KGV van `20` en `30` is.

b

Kun je beide breuken ook vergelijken door van beide een breuk met noemer `600` te maken?

c

Vergelijk beide breuken ook met behulp van decimale getallen.

Opgave 8

Marit zit in klas 1A en Gerdien in 1D. In 1A zitten `24` leerlingen, in 1D `28` leerlingen. In beide klassen zitten `10` meisjes. Ga bij de volgende uitspraken na of ze kloppen. Leg de antwoorden uit.

a

Marit: "In mijn klas is het deel meisjes groter dan in jouw klas."

b

Gerdien: "Wij hadden `22` voldoendes voor het proefwerk wiskunde en jullie maar `18` , dus in mijn klas is het beter gemaakt."

c

Marit: "Dat is niet waar, want bij ons waren er `2` leerlingen ziek en bij jullie heeft iedereen het gemaakt, dus wij hebben het beter gedaan."

Opgave 9

Er wordt van een griepepidemie gesproken als er van elke `1000` inwoners meer dan `80` de griep hebben. In de klas van Antoine hebben `3` leerlingen de griep en zijn er `24` gezond. Volgens Antoine zou er wel eens sprake kunnen zijn van een epidemie.

Ga na of hij daarin gelijk heeft.

verder | terug