Als je wilt weten welk deel groter is, moet je breuken vergelijken.
`5/12`
deel is minder dan
`7/12`
deel.
Je schrijft:
`5/12 < 7/12`
.
Het teken < betekent: is kleiner dan.
`7/12`
deel is meer dan
`7/13`
deel.
Je schrijft:
`7/12 > 7/13`
.
Het teken > betekent: is groter dan.
Als je `2/3` en `3/4` met elkaar wilt vergelijken, moet je de breuken eerst gelijknamig maken. Je maakt dan de noemers van beide breuken gelijk:
`2/3 = 4/6 = 6/9 = 8/12`
`3/4 = 6/8 = 9/12`
Dus: `2/3 < 3/4` .
Van breuken met gelijke noemers of gelijke tellers kun je snel zien welke het grootst is. Vul het juiste teken > of < in.
`3/8 ... 5/8`
`6/10 ... 7/10`
`3/5 ... 3/4`
`7/9 ... 7/12`
Breuken met ongelijke tellers en noemers maak je eerst gelijknamig. Vul het juiste teken > of < in.
`2/10 ... 19/100`
`2/15 ... 1/5`
`3/4 ... 2/3`
`13/16 ... 14/16`
Je kunt breuken ook goed vergelijken door er eerst decimale getallen van te maken.
Doe de voorgaande opgave nog eens, maar nu met behulp van decimale getallen.