Als je een getal deelt door een breuk, kijk je hoe vaak die breuk in dat getal past. Zo kun je de uitkomst van `14 // 1/2` voorstellen als het antwoord op de vraag: "Hoeveel halve euro's passen er in `14` hele euro's?" Je ziet dan dat `14 // 1/2 = 28` .
Je kunt ook twee breuken op elkaar delen.
Een munt van
€
0,50 is
`1/2`
euro. Een munt van
€
0,10 is
`1/10`
euro.
Stel je wilt weten hoeveel munten van
€
0,10 er gaan in een munt van
€
0,50.
Dan reken je eigenlijk uit:
`1/2 // 1/10`
.
De uitkomst is
`5`
zoals je wel weet. Dus:
`1/2 // 1/10 = 5`
.
Dit komt omdat
`1/2 = 5/10`
.
Dus:
`1/2 // 1/10 = 5/10 // 1/10 = 5//1 = 5`
.
Je ziet dat het handig is om beide breuken gelijknamig te maken.
Als je twee breuken op elkaar wilt delen maak je ze eerst gelijknamig.
Je hebt nog `2 1/2` taart. Je geeft iedereen `1/6` deel van een taart.
Hoeveel personen kun je een stuk taart geven?
Welke deling van breuken hoort hier bij?
Maak beide breuken gelijknamig. Leg nu uit hoe je het antwoord op a kunt zien aan beide breuken.
Je wilt `12` door `3/8` delen.
Maak beide breuken gelijknamig.
Leg uit dat `3/8` precies `32` keer in `12` past.
Hoeveel is dus `12 // 3/8` ?