In klas 1A hebben van de leerlingen voor een wiskundetoets een onvoldoende gehaald.
In klas 1B hebben voor dezelfde toets van de leerlingen een onvoldoende gehaald.
Mag je zeggen dat er in 1B naar verhouding meer onvoldoendes zijn?
Dit probleem kun je oplossen met behulp van percentages.
van de kun je op verschillende manieren omrekenen in een percentage:
van de is deel.
En %.
Met een verhoudingstabel en via rekenen:
deel | ... | ||
geheel |
Ook nu zie je dat van de gelijk is aan %.
Zo kun je ook van de omrekenen naar %.
Omdat in klas 1A het percentage onvoldoende is en in klas 1B , zijn er in 1B naar verhouding minder onvoldoendes.
In klas 1A hadden van de leerlingen er een voldoende voor hun wiskundetoets. In klas 1B waren dat er van de leerlingen voor dezelfde toets.
Laat met behulp van percentages zien in welke klas deze toets naar verhouding het best is gemaakt.
Jaap zit in de brugklas en spaart maandelijks euro van zijn € 55 inkomsten. Zijn oudere broer Willem heeft maandelijks € 125 aan inkomsten en spaart euro per maand.
Wie spaart naar verhouding het meest?