Lineaire verbanden > Lineaire functies
12345Lineaire functies

Voorbeeld 1

Teken de grafiek bij het lineaire verband met de formule `y = 0,5x + 4` .

Bereken ook de snijpunten met de assen.

> antwoord

Er zijn twee manieren om de grafiek te tekenen:

  • Manier I: het begingetal is `4` dus de grafiek "start" in `(0, 4)` .

    Het hellingsgetal is `0,5` , dus vanaf het punt `(0, 4)` ga je elke keer dat de `x` -waarde met `1` toeneemt `0,5` omhoog om een nieuw punt te vinden.

    Dit betekent dat de grafiek ook door bijvoorbeeld `(1; 4,5)` , `(2, 5)` en `(3; 5,5)` gaat.

  • Manier II: zoek twee punten van de grafiek.

    Bij `x = 0` hoort `y = 4` .

    Bij `x = 6` hoort `y = 0,5 *6 +4 = 7` .

    Trek de lijn door de twee bijbehorende punten `(0, 4)` en `(6, 7)` .

Het snijpunt met de `y` -as vind je door `x=0` in te vullen. Dit geeft `(0, 4)` .
Het snijpunt met de `x` -as vind je door `y=0` te nemen. Je krijgt de vergelijking `0,5x + 4 = 0` .
En dit levert `x = text(-)8` op.
Het snijpunt met de `x` -as wordt `(text(-)8, 0)` .

Opgave 4

Bekijk Voorbeeld 1. Gegeven is de functie `f(x)=text(-)0,2 x+6` .

a

Waaraan kun je zien dat de grafiek van `f` dalend is?

b

Teken de grafiek van `f` .

c

Bereken algebraïsch het snijpunt van de grafiek van `f` met de `x` -as.

d

De grafiek van lineaire functie `g` heeft hetzelfde hellingsgetal als de grafiek van `f` en gaat door het punt `(10 , 9 )` . Bepaal de formule van `g` .

Opgave 5

Gegeven zijn de functies `y_1 = 3x - 2` en `y_2 = text(-)0,5x + 4` .

a

Teken de grafieken van deze functies in één assenstelsel.

b

Bereken algebraïsch het snijpunt van de grafieken. Rond af op twee decimalen.

Opgave 6

Elke lineaire functie heeft een formule van de vorm `y = ax + b` .

a

Neem `a = 2` en `b = 3` en breng de grafiek van deze functie in beeld. Ga na of de grafiek door het punt `(99 , 200)` gaat.

b

Neem `a = 2` . Bekijk de grafieken van deze lineaire functies voor verschillende waarden van `b` . Voor welke waarde van `b` gaat deze functie door het punt `(99 , 200)` ?

c

Neem `b = 3` . Bekijk de grafieken van deze lineaire functies voor verschillende waarden van `a` . Voor welke waarde van `a` gaat deze functie door het punt `(99 , 200)` ?

verder | terug