Lineaire verbanden > Totaalbeeld
12345Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave T1
a

Richtingscoëfficiënt is `3/2` .
De grafiek is een rechte lijn door `(0, text(-)12)` en `(2, text(-)9)` .

b

Richtingscoëfficiënt is `text(-)1/3` .
De grafiek is een rechte lijn door `(0, 2)` en `(3, 1)` .

c

Richtingscoëfficiënt is `0,5` .
De grafiek is een rechte lijn door `(1, 0)` en `(3, 1)` .

d

Richtingscoëfficiënt is `0` .
De grafiek is een rechte lijn door `(0, 2)` en `(3, 2)` .

Opgave T2
a

`x = 3,36` en `y = text(-)0,48` .

b

`a = 200` en `K = 72`

c

`p~~746,4` en `q~~13,4` of `p~~53,6` en `q~~186,6` .

d

`x = text(-)3` en `y = 9` of `x = 2` en `y = 4` .

Opgave T3
a

`l` : ` y = 1/3 x + 59 1/3`

`m` : ` y = text(-)3x + 20`

b

`(text(-)11,8; 55,4)`

Opgave T4
a

Ton: `250` m/min
Henk: `200` m/min

b

400 meter

c

`t` in minuten en `a` in meter. Met `t = 0` op het moment dat Ton van start gaat.

d

Ton start op `t = 0` en dan is voor hem `a = 0` . Elke afgelegde minuut komt er bij zijn afstand `250` meter bij. Henk heeft daarentegen op `t = 0` al een bepaalde afstand afgelegd.

e

Henk: `a = 400 + 200t` .

f

Henk is het eerst bij de eindstreep. Ton moet dan nog `250` meter.

Opgave T5

Er is € 5500,00 in fonds A belegd.

Opgave T6
a
b

Als `a le 600` , dan `K = 21 + 0,13 a` .

Als `a gt 600` , dan `K = 48 + 0,08 a` .

c

Extra stoken, met als bedoeling om in het tarief van de grootverbruiker te vallen.

d

Als je een verbruik had dat meer dan `577` m3 was, maar minder dan `600` m3, dan leverde het afbranden van gas totdat je `600` m3 had verbruikt, een (kleine) besparing op.

Vanaf een jaarverbruik van `540` m3 is tarief 2 goedkoper.

e

Zorgen dat de grenzen tussen beide tarieven netjes aansluiten, dus bijvoorbeeld de grens van `600` verlagen naar `540` .

Opgave T7
a

De punten liggen (bij benadering) op een rechte lijn, dus er is een lineair verband.

b

`u = 0,5m`

c

`l = 10 + 0,5m`

d

`l = 8 + 0,75m`

e

`m = 8`

Opgave A1Afgelegde weg, snelheid en versnelling
Afgelegde weg, snelheid en versnelling
a

`140` km/h `≈ 38,9` m/s. Voor de snelheid van de motor geldt `v(t) = 4*t` . Na ongeveer `9,7` s rijdt de motor ongeveer `38,9` m/s.

b

Ongeveer `6*38,9 ≈ 233,3` m.

c

`s_A (t) ≈ 233,3 + 38,9 t`

d

`200` km/h `≈ 55,6` m/s. Zo snel rijdt de motor ongeveer `13,9` s na `t=0` . Hij doet er dus ongeveer `13,9` s over.

e

Zie antwoord bij f.

f

Voor de motor geldt tijdens het versnellen `s_M (t) = 1/2*4*t^2` . Zijn topsnelheid is op `t ≈ 13,9` bereikt. Hij heeft dan ongeveer `385,8` m afgelegd. Daarna wordt de grafiek van zijn afgelegde weg `s_M (t)` een rechte lijn. Die lijn heeft richtingscoëfficiënt `55,6` en gaat door `(13,9 ; 385,8)` . De bijpassende formule is daarom: `s_M (t) ≈ 55,6t - 387,04` . De motor haalt de auto in als `s_A (t) = s_M (t)` dus `233,3 + 38,9 t = 55,6 t - 387,04` . Dat is ongeveer `37,15` seconden na het starten van de motor.

Opgave A2Cijfers vaststellen
Cijfers vaststellen
a

`c = 9/80 s + 1`

b

`5,5 = 9/80 s + 1` geeft `s = 40`

c

`c = 9/70 s + 1` als `0 ≤ s ≤ 35` en `c = 1/10 s + 2` als `35 ≤ s ≤ 80`

d

Een `6,4` .

e

Maximaal een `6,3` en minimaal een `5,2` .

verder | terug