Formules opstellen > Lineaire modellen
12345Lineaire modellen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Vanwege meetonnauwkeurigheden.

b

Als je niet meer wet hoe dit gaat, kijk dan bij de Uitleg .

Je zou moeten vinden: `h ~~ text(-)2,33t + 27,5` .

Opgave 1
a

Probeer het eerst zelf op te stellen zonder naar de uitleg te kijken.

b

`h ~~ text(-)0,23 + 27,5 = 0` geeft `h ~~ (27,5)/(0,23) ~~ 118` s.

Opgave 2
a

Ga weer uit van `h = a*t + b` .
Nu is `a = (16,0-28,0)/(50-0) = text(-)0,24` en `b=28,0` .
De formule wordt `h = text(-)0,24t + 28,0` .

b

`h = text(-)0,24 + 28,0 = 0` geeft `h ~~ (28,0)/(0,24) ~~ 117` s.

c

Voor beide valt wel wat te zeggen. De rechte lijn in de uitleg lijkt net iets beter te passen bij de punten, is waarschijnlijk gemaakt door een computerprogramma dat ervoor zorgt dat dit zo is. Maar in dit tweede model wordt beter rekening gehouden met de eerste meting, die waarschijnlijk behoorlijk nauwkeurig is geweest.

Opgave 3
a

Kijk naar de eenheid van de dichtheid: gram/cm3.

In de formule heeft `a` juist de eenheid cm3/gram, dus is `rho = 1/a` .

b

Je moet dan `V` op de horizontale as en `m` op de verticale as zetten.

c

De rechte lijn gaat dan door `(0, 0)` en door `(3,8; 10,0)` .

De richtingscoëfficiënt is `rho = (10,0-0)/(3,8-0)~~2,63` gram/cm3.
Het lineaire model is `m ~~ 2,63V` .

Opgave 4
a

Omdat hij niet door `(0, 0)` gaat en bij een massa van `0` gram toch een volume van `0` cm3 hoort.

b

Nu wordt `a = (2,4-0)/(6,2-0)~~0,397` en `rho = 1/a ~~ 2,58` . Dus er is wel wat verschil.

c

In beide gevallen wordt `rho ~~ 2,6` gram/cm3.
Dus `rho` kun je vaststellen met een nauwkeurigheid van één decimaal.

Opgave 5
a

Deze formule krijgt de vorm `y=ax+b` .

De richtingscoëfficiënt is `a = (23-31)/(200-120) = text(-)0,1` .

Bijvoorbeeld `(200, 23)` invullen in `y = text(-)0,1x + b` geeft `b=43` .

Formule: `y = text(-)0,1x + 43` .

b

`y = text(-)0,1x + 43 = 0` geeft `x = 430` .

Opgave 6

Lijn `l` gaat door `(text(-)1, 0)` en `(4, 3)` .
De vergelijking ervan is `y = 3/5 x + 3/5` .

Lijn `m` gaat door `(0, 4)` en `(3, 0)` .
De vergelijking ervan is `y = text(-)4/3 x + 4` .

Snijden: `3/5 x + 3/5 = text(-)4/3 x + 4` geeft `(51/29, 146/87)` .

Opgave 7
a

Teken eerst een grafiek en ga na dat het verband tussen `v` en de tijd `t` (in s) ongeveer lineair is. Er past daarom een formule bij van de vorm `v = a*t + b` .

Je vertrekt uit stilstand, dus `b=0` .
Verder gaat de grafiek door `(0, 0)` en ongeveer `(6, 75)` , dus `a = 75/6 = 12,5` .

Een mogelijke formule is `v=12,5t` met `t` in s en `v` in km/h. (Wellicht reken je `v` liever om naar m/s, dan krijg je `v ~~ 3,47t` .)

b

`v = 12,5t = 100` geeft `t = (100)/(12,5) = 8` s.

Opgave 8

De grafiek gaat door `(10; 1,2)` en `(80; 4,3)` .

`(4,3-1,2)/(80-10)~~0,0443` dus `a ~~ 0,044` .

`h= 80` en `W = 4,3` invullen in `W = 0,0443h + b` geeft `b ~~ 0,76` .

Opgave 9
a

`(V(T))/(T+273)`

`=`

`(V(0))/273`

`273V(T)`

`=`

`V(0)*(T+273)`

`V(T)`

`=`

`(V(0)*(273+T))/273`

`V(T)`

`=`

`V(0)*(1+1/273 T)`

b

`V(0 )` is een constante, dus de formule is te schrijven als `V(T)=a*T+b` . De druk moet wel constant blijven. Het domein is `D= ⟨ text(-)273 , rarr ⟩ ` .

c

Voer in: Y1=1+1/273X.
Venster bijvoorbeeld: `[text(-)273, 300]xx[text(-)1, 3]` .

d

`V(20 )=1 +20/273=1,073` m3.

e

`1,5 = 1 +1/273 T` geeft `T = 136,5` .

Dus `136,5`  °C.

Opgave A1
a

Lijn gaat door `(5 , 85 )` en `(25 , 125 )` . De richtingscoëfficiënt = `(125 -85) / (25 -5) =2` . De formule wordt `s=2 m+75` .

b

Rechte lijn door `(10, 66)` en `(20, 116)` .

c

`2 m+75 =5 m+16` als `m≈19,7` . Dus bij `197` mm.

d

`2 m+75 -5 m-16 =4` geeft `m≈18,3` . `5 m+16 -2 m-75 =4` geeft `m≈21,0` . Dus de verticale afstand tussen beide lijnen is minder dan `4` als `18,3 < m < 21,0` .

Opgave A2

Ras A: lijn door `(110 , 400 )` en `(120 , 470 )` geeft `g=7 s-370` . Als `m=21` dan is `s=117` en `g=449` kg.
Ras B: lijn door `(110 , 380 )` en `(120 , 435 )` geeft `g=5,5 s-225` . Als `m=21` dan is `s=121` en `g=440,5` kg.

Opgave T1
a

Zie de grafiek bij c.

b

De punten liggen redelijk netjes in de buurt van een rechte lijn, dus is er sprake van een lineair verband.

c

Ja, want er liggen ongeveer evenveel punten boven als onder de lijn.

d

De lijn gaat ongeveer door: `(16, 57)` en `(44, 120)` .
De formule wordt: `P=2,25 A+21` .

e

`P = 2,25*20 + 21 = 66` polsslagen per minuut.
`P = 2,25*24 + 21 = 75` polsslagen per minuut.
`P = 2,25*28 + 21 = 84` polsslagen per minuut

f

`P = 2,25 *32 + 21 = 93` polsslagen per minuut.

verder | terug