Werken met e > Logaritmische functies
12345Logaritmische functies

Voorbeeld 2

De luchtdruk `p` hangt af van de hoogte `k` in km boven zeeniveau. In een luchtballon is de luchtdruk gemakkelijk te meten en wordt daaruit de hoogte berekend met de formule:

`h=text(-)6,5 log ( p/ (p_0) )`

Hierin is:

  • `p` de luchtdruk in hPa (hectopascal)

  • `h` de hoogte boven zeeniveau in km

`p_0` is de luchtdruk op zeeniveau. Neem aan dat `p_0 =1000` hPa.
Bereken nu de hoogte en de snelheid waarmee `h(p)` verandert als `p=920`  hPa wordt gemeten.

> antwoord

Als `p_0 =1000` hPa dan is `h=text(-)6,5 ln(0,001 p)` .

Als `p=920` hPa dan is `h≈0,235` km.
Je zit dan `235` m boven zeeniveau.

`h'(p)=text(-)6,5 * 1/ (ln(10 )) * 1/ (0,001 p) *0,001 = text(-){:2,823:}/p` .

Als `p=920` hPa dan is `h'≈text(-)0,003` .
Bij een toename van de luchtdruk daalt de hoogte met ongeveer `3` m/hPa.

Opgave 5

Bekijk Voorbeeld 2. Neem nu aan dat `p_0 =1020`  hPa.

a

Bepaal voor deze waarde van `p_0` de afgeleide van `h(p)` .

b

Bereken `h` en de veranderingssnelheid van `h` als er `900`  hPa wordt gemeten in de ballon.

c

Hoe kun je aan de afgeleide van `h` zien dat de grafiek van `h` voor elke waarde van `p` dalend is?

verder | terug