Werken met e > Groeimodellen
12345Groeimodellen

Testen

Opgave T1
`l` (cm) `T` (s)
 63,5 1,65
 87,5 1,87
140,5 2,38
225,0 3,00
320,0 3,55

Bij een slingerproef is de slingerperiode `T` voor een aantal verschillende slingerlengten `l` gemeten.

a

Laat zien met behulp van logaritmisch papier, dat de meetresultaten in overeenstemming zijn met de veronderstelling, dat `T` een machtsfunctie is van `l` : `T=A*l^a` .

b

Bereken `A` en `a` .

Opgave T2

Een forellenkweker zet in elk van zijn kweekvijvers steeds `5000` jonge forellen uit. Die forellen nemen vanaf dat moment ( `t = 0` ) in gewicht toe, maar er sterven ook forellen. Hij heeft al een aantal jaren maandelijks de stand van de forellen bijgehouden. Op grond daarvan kan hij formules opstellen voor de groei van zo'n populatie forellen. Als `t` de tijd in maanden is, dan geldt:

  • `N(t) = 5000 * text(e)^(a * t)` waarin `N` het aantal forellen is.

  • `G(t) = G_(text(eind)) - b * text(e)^(c * t)` waarin `G` het gewicht per forel in kg is.

`G_(text(eind))` stelt het gewicht voor dat een gemiddelde forel steeds meer zal benaderen naarmate hij ouder wordt.

a

De uitgezette forellen wegen gemiddeld `65` gram. Stel nu met behulp van de grafieken de juiste formules op voor `N(t)` en `G(t)` .

b

Stel een formule op voor het totale gewicht aan forellen in deze vijver.

c

Als de forellenkweker zijn kweekvijver wil leegvissen als het totale gewicht aan forellen maximaal is, hoeveel maanden na het uitzetten moet hij dat dan doen?

verder | terug