Groeifactor `text(e)^(0,015) ~~ 1,015` en dat is een groei van `1,5` % per jaar.
`N(text(-)18) = 6*10^5 * text(e)^(0,015*text(-)18) ~~ 458028` , dus ongeveer `458text(.)000` inwoners.
`N'(t) = 6*10^5 * text(e)^(0,015t) * 0,015`
In 2018:
`N'(0) = 9000`
inwoners/jaar.
In 2028:
`N'(10) ~~ 10457`
inwoners/jaar.
`N(t) = 6*10^5 * text(e)^(0,015t) = 1*10^6` geeft `text(e)^(0,015t) = 10/6` en `t = (ln(10/6))/(0,015)~~ 34,1` jaar. Dus in 2052.
Lees af dat de grafiek door `(1, 2*10^5)` en `(8, 5*10^4)` gaat.
De grafiek is op enkellogpapier getekend, dus de formule heeft de vorm `N = b*g^t` of `N = b * text(e)^(kt)` .
Bij
`N = b*g^t`
is
`g = ((5*10^4)/(2*10^5))^(1/7) ~~ 0,82`
.
En
`(1, 2*10^5)`
invullen in
`N = b*0,82^t`
geeft
`b ~~ 243803`
.
Dus wordt de formule
`N(t) ~~ 243803*0,82^t`
.
Bij
`N = b*text(e)^(kt)`
krijg je na invullen
`2*10^5 = b*text(e)^(k)`
en
`5*10^4 = b*text(e)^(8k)`
.
Beide zijden delen geeft
`text(e)^(7k) = 0,25`
en
`k = (ln(0,25))/(7) ~~ text(-)0,198`
en
`b~~243803`
.
Dus wordt de formule
`N(t) ~~ 243803*text(e)^(text(-)0,198t)`
.
`N(t) ~~ 243803*0,82^t = 10text(.)000`
geeft
`0,82^t ~~ 0,041`
en
`t ~~ (log(0,041))/(log(0,82)) ~~ 16,09`
.
Dus als
`t ge 16,1`
.
`N(t) ~~ 243803*text(e)^(text(-)0,198t) = 10text(.)000`
geeft
`text(e)^(text(-)0,198t) ~~ 0,041`
en
`t ~~ (ln(0,041))/(text(-)0,198) ~~ 16,09`
.
Dus als
`t ge 16,1`
.
`t rarr oo` geeft `text(e)^(text(-)0,31t) rarr 0` en dus `N(t) rarr 1200` .
Horizontale asymptoot `N = 1200` .
`1200(1 - text(e)^(text(-)0,31t)) = 550` geeft `text(e)^(text(-)0,31t) = 13/24` zodat `t ~~ 1,97776` en dat is ongeveer `119` minuten.
`v(t) = 372text(e)^(text(-)0,31t)`
en als
`t rarr oo`
dan gaat
`v(t) rarr 0`
.
Dat wil niet zeggen dat
`N`
naar een constante nadert, maar de toenamesnelheid nadert wel naar
`0`
en dat is in overeenstemming met de conclusie in a.
`N'(t) = 372text(e)^(text(-)0,31t) > 0` voor elke waarde van `t` .
`t = 1,75` uur en `v(1,75) ~~ 216` leerlingen per minuut.
`v(0) = 372` leerlingen/min en `v(t) = 372text(e)^(text(-)0,31t) = 186` geeft `text(e)^(text(-)0,31t) = 0,5` en dus `t ~~ 2,24` . Dat is ongeveer 2 uur en 14 minuten.
Nee, de gemiddelde snelheid neemt slechts met ongeveer `4` % af.
Een looptempo van `2` minuten en `55` seconden over elke km.
`2` uur en `27` minuten.
Halvering per vaste periode, dus exponentiële groei. Elk exponentieel groeimodel is te schrijven m.b.v. een e-macht.
`H(t) = 1 * (0,5^(1/(4,486)))^t ~~ 1 * 0,856^5 ~~ 1 * text(e)^(text(-)0,155t)` .
Bij een exponentieel proces is de groeifactor niet afhankelijk van de (begin)hoeveelheid.
`0,5^(1/(8,06)) ~~ text(e)^(text(-)0,086)` , dus `k ~~ text(-)0,086` .
`H(t) = 1 * text(e)^(text(-)0,086t)` geeft `H'(t) = text(-)0,086 * text(e)^(text(-)0,086t) = text(-)0,086 * H(t)` , dus de evenredigheidsconstante is `text(-)0,086` .
`text(e)^(text(-)0,086t) = 0,1` geeft `t ~~ 26,8` .
Ook na `26,8` dagen.
`text(e)^(text(-)0,086t) = 0,01` geeft `t ~~ 72,3` . Na `72,3` dagen is hoeveelheid niet meer meetbaar. De stof verdwijnt (in theorie) nooit volledig.
Nee nooit, want
`text(e)^(text(-)t/20) gt 0`
voor elke waarde van
`t`
.
Dus
`(1-text(e)^(text(-)t/20)) lt 1`
zodat
`400*(1-text(e)^(text(-)t/20)) rarr 400`
als
`t`
oneindig groot wordt.
De temperatuur van de oven nadert de
`400`
°C willekeurig dicht, maar wordt nooit
`400`
°C (wel
`399,99999`
°C).
Ja, zie tabel bij a. ( `1` % van `400` is `4` )
`(1-text(e)^(text(-)20/20))=0,632` , dus `63,2` % van `400` .
Opwarmen tot
`290`
°C:
`400*(1-text(e)^(text(-)t/20))=290 rArr 1-text(e)^(text(-)t/20)=290/400 rArr text(e)^(text(-)t/20)=1-290/400=400/400-290/400=(400-290)/400`
Dus
`text(-)t/20=ln((400-290)/400) rArr t=text(-)20*ln((400-290)/400)~~25,8`
min.
Op dezelfde manier geldt voor opwarmen tot
`310`
°C:
`t=text(-)20*ln((400-310)/400)~~29,8`
min.
Dat duurt dus
`29,8-25,8=4`
min.
Teken de grafiek van `text(e)^(text(-)x)` . Een veer indrukken is in de tijd steeds moeilijker. Bij loslaten gebeurt het omgekeerde. Hoe groter het temperatuurverschil met de omgeving, hoe groter het warmte verlies.
Sabine gebruikt `t=0` vanaf het moment van afkoelen ( `t=100` ), terwijl Abdul start bij `t=100` .
`T_E=0`
°C.
`T(t)=T_B+T_E-T_B rArr 290=310+(0-310)*(1-text(e)^(text(-)t/35)) rArr`
`text(-)20=text(-)310*(1-text(e)^(text(-)t/35)) rArr text(e)^(text(-)t/35)=290/310
rArr`
` t=text(-)35*ln(290/310)~~2,3`
min.
Opwarmen
Wanneer is de temperatuur van
`190`
°C bereikt?
`T(t)=T_B+(T_E-T_B)*(1-text(e)^(text(-)t/20)) rArr 190=0+(400-0)*(1-text(e)^(text(-)t/20))
rArr t=12,9`
min.
Wanneer is de temperatuur van
`210`
°C bereikt?
Als je op
`t=0`
begint:
`210=0+(400-0)*(1-text(e)^(text(-)t/20)) rArr t=14,9`
min.
Als je op
`t=12,9`
begint:
`210=190+(400-190)*(1-text(e)^(text(-)t/20)) rArr t=2`
min.
`210`
°C wordt bereikt op
`t=12,9+2=14,9`
min.
Afkoelen
Wanneer is de temperatuur van
`190`
°C weer bereikt?
`T(t)=T_B+(T_E-T_B)*(1-text(e)^(text(-)t/35)) rArr 190=210+(0-210)*(1-text(e)^(text(-)t/35))
rArr t=3,5`
min.
`190`
°C wordt weer bereikt op
`t=14,9+3,5=18,4`
min.
`(text(opwarmtijd))/(text(tijdconstante))=2/20=0,1`
`(text(afkoeltijd))/(text(tijdconstante))=(3,5)/35=0,1`
.
Als het setpoint lager is (bijv. `150` °C) dan wordt de opwarmtijd kleiner en de afkoeltijd groter, zodat bovenstaande verhoudingsgetallen niet meer gelijk zijn.
Opwarmtijd
`t_1`
`A rArr B`
`155=145+(400-145)*(1-text(e)^(text(-)t_1/20)) rArr t_1=0,8`
min.
`(text(opwarmtijd))/(text(tijdconstante))=(0,8)/20=0,04`
Afkoeltijd
`t_2`
`C rArr D`
`145=155+(0-155)*(1-text(e)^(text(-)t_2/35)) rArr t_2=2,3`
min.
`(text(afkoeltijd))/(text(tijdconstante))=(2,3)/35=0,07`
.
Overshoot
Temperatuur
`3`
minuten nadat
`210`
°C is bereikt:
`T(3)=210+(400-210)*(1-text(e)^(text(-)3/20)) rArr text(overshoot)=(400-210)*(1-text(e)^(text(-)3/20))=26,5`
°C
Undershoot
Temperatuur
`3`
minuten nadat
`190`
°C is bereikt:
`T(3)=190+(0-190)*(1-text(e)^(text(-)3/35)) rArr text(undershoot)=(0-190)*(1-text(e)^(text(-)3/35))=174,4`
°C.
Zie vorige vraag.
De verwarming gaat pas opwarmen bij
`174,4`
°C.
Dus opwarmtijd:
`210=174,4+(400-174,4)*(1-text(e)^(text(-)t/20)) rArr 210-174,4-225,6=-225,6*text(e)^(text(-)t/20)
rArr `
`t=text(-)20*ln((text(-)190)/(text(-)225,6))~~3,4`
min.
Afkoelen van
`236,5 rarr 190`
°C
`190=236,5+(0-236,5)*(1-text(e)^(text(-)t/35)) rArr 190-236,5+236,5=236,5*text(e)^(text(-)t/35)
rArr`
`t=text(-)35*ln((text(-)190)/(text(-)236,5))~~7,7`
min.
Per cyclus
`3,4`
min. aan en
`7,7`
min. uit.
Bij een setpoint van
`150`
°C wordt de opwarmtijd kleiner en de afkoeltijd groter.