Goniometrische functies > Goniometrische functies
12345Goniometrische functies

Toepassen

Opgave A1Bloeddruk (1)
Bloeddruk (1)

Bijgaande grafiek laat zien hoe de bloeddruk van een mens verandert onder invloed van de hartslag.

Welk model past het beste bij deze geschetste grafiek? (Er kunnen meerdere antwoorden correct zijn!). Licht je keuze toe.

  • `p(t)=110+20*cos(3pi t)`

  • `p(t)=110+20*sin(9,24t)`

  • `p(t)=110+20*sin(3pi t)`

  • `p(t)=110+20*sin((2pi)/(2//3)t)`

Opgave A2Bloeddruk (2)
Bloeddruk (2)

De bloeddruk `P` in mm kwikdruk (mmHg) van een patiënt blijkt te voldoen aan:

`P=25*cos(6t)+95`

met `t` in seconden.

a

Bepaal de systolische (maximale) en diastolische (minimale) bloeddruk.

b

Hoeveel tijd ligt er tussen twee opeenvolgende momenten van systolische druk?

c

Bereken de bloeddruk na twee seconden.

d

De polsslag van deze patiënt heeft een frequentie van `57` slagen per minuut. Leg dat eens uit.

verder | terug