Lineaire verbanden > Lineaire verbanden
12345Lineaire verbanden

Toepassen

Je wilt `10` kg zwavelzuur maken met een gehalte van `60` m% (massaprocent).
Je beschikt over voldoende zwavelzuur van `90` m% en van `50` m%. Hoeveel kg moet je van elk van deze twee oplossingen nemen voor de oplossing die je maken wilt?

Een mogelijke aanpak is het invoeren van variabelen. Bijvoorbeeld `x` voor het aantal kg zwavelzuur van `90` m% en `y` voor het aantal kg zwavelzuur van `50` m%.

Je hebt bij Verkennen V1 gezien, dat hierbij de lineaire verbanden `x+y=10` en `0,90x + 0,50y = 6` passen. Maar hoe bepaal je nu de juiste waarden voor `x` en `y` ?

Opgave A1

Bekijk het probleem bij Toepassen .

a

Ga nog even na, dat beide lineaire verbanden bij dit probleem passen.

b

Schrijf beide lineaire verbanden als functie van `x` .

b

Teken beide grafieken van deze functies in één figuur.

c

Bepaal het snijpunt van beide grafieken en los zo het probleem op.

Opgave A2

Je wilt `3` L zoutzuuroplossing maken met een sterkte van `20` vol%.

Je gebruikt `x` L zoutzuur en `y` L water.

a

Leg uit waarom nu moet gelden `x+y=3` en `y=4x` .

b

Hoeveel zoutzuur en hoeveel water moet je gebruiken?

verder | terug