Kwadratische functies > Kwadratische functies
123456Kwadratische functies

Uitleg

Kwadratische functies zijn `f(x)=x^2` en alle functies waarvan de grafiek door verschuiven en/of vermenigvuldigen uit die van `f` ontstaan. Je schrijft ze in de vorm `g(x)=a (x-p) ^2+q`

`a(x-p)^2 +q` heet het functievoorschrift van functie `g` .

Kies bijvoorbeeld `a=2` , `p=4` en `q=text(-)5` dan krijg je de functie met voorschrift `g(x)=2 (x-4) ^2-5` , waarvan de grafiek uit die van `f` ontstaat door:

  • een verschuiving van `4` in de `x` -richting;

  • vermenigvuldiging met `2` in de `y` -richting;

  • een verschuiving van `text(-)5` in de `y` -richting.

De grafiek van `g` is een dalparabool met top `(4 , text(-)5 )` en symmetrieas `x=4` . De twee nulpunten bereken je door de vergelijking `2 (x-4 ) ^2-5 =0` op te lossen.

Neem je `a=text(-)2` , dan wordt het functievoorschrift `h(x)=text(-)2(x-4) ^2-5` . De grafiek van `h` is een bergparabool, omdat tekenwisseling van `a` een spiegeling betekent.

Opgave 1

Gegeven is de functie `f(x)=1/2 (x-4 ) ^2-4` .

a

Hoe kan de grafiek van `f` uit die van `y=x^2` ontstaan?

b

Lees de coördinaten van de top van de parabool uit de formule af.

c

Heeft deze functie een minimum of een maximum?

d

Hoe kun je aan het functievoorschrift zien of de functie een minimum of een maximum heeft?

Opgave 2

Bekijk de parabolen. Geef de bijbehorende formules.

Opgave 3

Voor de baan van een tennisbal die op `0,8` m hoogte op `12` m voor het net wordt afgeschoten in de richting van het net, geldt de formule `h = text(-)0,01(x - 11)^2 + 2` .
Hierin is:

  • `x` de afstand over de grond vanaf de plek van afschieten;

  • `h` de hoogte van de bal boven de grond.

a

Laat zien, dat deze bal inderdaad op ongeveer `80` cm boven de grond is afgeschoten.

b

Het net is `1` m hoog. Gaat de bal over het net?

c

Na hoeveel m komt de bal op de grond als niemand hem terugslaat?

verder | terug