Een rechthoekige open bak is gevuld met water tot een hoogte van
`60`
cm. In de bodem van de bak is een kraan gemonteerd, die op
`t=0`
wordt opengezet. Het water loopt uit het vat en de hoogte
`H(t)`
van het water neemt steeds langzamer af.
Er geldt:
`H(t) = 60*0,8^t`
met
`t`
in seconden.
Hoe zie je aan de formule dat de waterhoogte steeds langzamer afneemt?
Na hoeveel seconden is de hoogte van het waterniveau in het vat nog `30` cm? Geef daarvan een beredeneerde schatting.
Waarom is volgens deze formule het vat nooit helemaal leeg?
Hoe verandert de formule als er in plaats van water een wat stroperige vloeistof in het vat had gezeten?