Exponenten en machten > Rekenregels voor machten
12345Rekenregels voor machten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

tijd ( `t` in uur) `0` `1` `2` `3` `4` `5` `6` `7` `8`
aantal bacteriën ( `B` ) `1` `3^1` `3^2` `3^3` `3^4` `3^5` `3^6` `3^7` `3^8`
b

`3^4=81` bacteriën.

c

`3^8=3*3*3*3*3*3*3*3=6561` bacteriën. Martijn heeft dus geen gelijk: `2*3^4 ne 3^8` . Immers `2*3^4=2*81=162` (zie ook antwoord bij b.).

d
`3^4` `=` `3*3*3*3`
`3^8` `=` `3*3*3*3*3*3*3*3`
= `(3*3*3*3)*(3*3*3*3)`
= `3^4*3^4`

dus `3^4` keer zo groot.

e
`3^6` `=` `3*3*3*3*3*3`
`3^8` `=` `3*3*3*3*3*3*3*3`
= `(3*3)*(3*3*3*3*3*3)`
= `3^2*3^6`

dus `3^2` keer zo groot.

Opgave 1
a

`t=text(-)4`

b

`600 *2^(text(-)4)=600 *1/2*1/2*1/2*1/2=37,5` , dus `37` of `38` bacteriën.

Opgave 2
tijd (h) `text(-)3` `text(-)2` `text(-)1` `0` `1` `2` `3`
hoeveelheid bacteriën ` 62` `125` `250` `500` `1000` `2000` `4000`
Opgave 3
a

`t=2 1/2`

b

`600 *2^ (2 1/2) =600 *2 *2 *sqrt(2 ) ≈ 3394` .

Opgave 4
a

`2^3=8`

b

`2^4=16`

c

`2^5=32`

d

`2^ (1/2)=sqrt(2) ≈1,41`

e

`2^ (1/4) ≈1,19`

f

Na 5 uur: `B(5) = 600*2^5 = 19200`

Na 5,5 uur: `B(5,5) = 600*2^(5,5) ~~ 27200`

Na 5,75 uur: `B(5,75) =600*2^(5,75) ~~ 32300`

g

`600*2^(5,75)=600*2^5*2^(1/2)*2^(1/4)~~32300`   bacteriën.

Opgave 5
a

In 1600: `1000 *1,102^(text(-)10)≈379` miljoen mensen
In 2000: `1000 *1,102^10≈2641` miljoen mensen

Er zijn verschillen, dat komt door het afronden.

b

Groeifactor per twintig jaar is gelijk aan `1,102` .
Dus per vijf jaar is de groeifactor `1,102^(1/4)~~1,025` .

In 1600: `1000 *1,025^(text(-)40)≈372` miljoen mensen

In 2000: `1000 *1,025^40≈2685` miljoen mensen

c

In 2008: `1000 *1,005^208≈2822` miljoen mensen

d

Maak een tabel in een spreadsheet, of gebruik een grafische rekenmachine.
Je vindt ongeveer `139` jaar later, dus in 2039.

Opgave 6
a

De halveringstijd is `5736` jaar. Dus er moet gelden `g^5736=0,5` .
Dus `g = 0,5^(1/5736) ~~ 0,999879` . Per `100` jaar vind je dan `0,999879^100=0,987972` .
De groeifactor per eeuw is afgerond op drie decimalen `0,988` .

b

`0,988^t = 38/100 = 0,38` geeft `t = /^(0,988)log(0,38) ~~ 8015` jaar oud.

Opgave 7
a

Twee keer gehalveerd, dus `2*30=60`

b

Groeifactor per jaar is `0,5^(1/30)~~0,9772` .
Je moet de vergelijking `(0,5^(1/30))^t=0,11` oplossen. 
Met de GR vind je `t~~95,5` . Dus na ongeveer `96` jaar.

Opgave 8
a

`2x^(2 1/3)=2x^2*x^(1/3)=2x^2*root(3)(x)`

b

`(3 x^(text(-)1))/(2x)=(3/x)/(2x)=3/x*1/(2x)=3/(2x²)`

c

`4 x^ ((text(-)3/4))=4/(x^(3/4))=4/(root(4)(x^3))`

d

`2 x^ (1/2)=2sqrt(x)`

Opgave 9
a

`(3^(text(-)12)) ^ (1/4)=3^(text(-)3)=1/(3^3)=1/27`

b

`(2^2) ^(text(-)3)* (2^(text(-)2)) ^(text(-)4)=2^(text(-)6)*2^8=2^2=4`

c

`(2^ (1/2)) ^10=2^5=32`

d

`125^(1/5)*5^4*5^(text(-)10) = (5^3)^(1/5)*5^4*5^(text(-)10) = 5^(3/5 + 4 + text(-) 10) = 5^(text(-)5 2/5)`

Opgave 10
a

`3/2x^(text(-)1)`

b

`3/ (4 xsqrt(x))=3/(4x^(1 1/2))=3/4x^(text(-)1 1/2)`

c

`(4 root[3] (x)) ^2=(4x^(1/3))^2=16x^(2/3)`

d

`2 xsqrt(x)=2x^1*x^(1/2)=2x^(1 1/2)`

e

`2/ (x^3*root[3] (x^2))=2/(x^3*x^(2/3))=2/(x^(3 2/3))=2x^(text(-)3 2/3)`

f

`3 x^5* (2 x^3) ^2=3x^5*2^2*x^6=12x^11`

Opgave 11
a

`3^(text(-)2) * 3^5 * 3 = (3^5 * 3) / (3^2) = 3^4 = 81`

b

`4^(1/2) * 4^3 * 4^(text(-)4) = 4^(3 1/2)* 4^(text(-)4) = 4^(text(-)1/2) = 1/sqrt(4) = 1/2`

c

`(5^2)^(1/3) = root[3](25)`

d

`1000^(1/3)=(10^3) ^ (1/3) =10^1=10`

e

`2^(text(-)2)*4^(text(-)1)= 1/(2^2)* 1/4= 1/4*1/4=1/16`

f

`(3^2)^(text(-)1) = 3^(text(-)2)=1/(3^2)=1/9`

Opgave 12
a

`A(10 )=25000 *1,1^10≈64844` inwoners.

b

`A(10 7/12)=25000*1,1^(10 7/12)=25000*1,1^(127/12)≈68551` inwoners.

c

`1,1`

d

`1,1^ (1/12) ≈1,008` dus ongeveer `0,8` % per maand.

e

`A(text(-)5 )≈15523`
`A(text(-)10 )≈9639`

Opgave 13

`(1/2) ^t*6 A=A` en dit geeft `(1/2)^t=1/6` .

Deze vergelijking los je op met een tabel, de GR, of een logaritme: `t~~2,58` .

Het hooi moet `2,58 * 8 ~~ 21` dagen bewaard blijven.

Opgave 14
a

`1/x`

b

`1/ (sqrt(x))`

c

`root[4] (x^3)`

d

`x^ (1 3/4)=x^1*x^(3/4)= xroot[4] (x^3)`

e

`3 x^(text(-)1,5)=3/(x^(1,5))=3/ (xsqrt(x))`

f

`1/2x^(text(-)2,75)=1/(2x^(2,75))=1/(2x^2*x^(3/4))=1/ (2 x^2root[4] (x^3))`

Opgave 15
a

`2/ (sqrt(x))=2/(x^(1/2))=2x^(text(-)1/2)`

b

`1/ (x^2sqrt(x))=1/(x^(2 1/2))=x^(text(-)2 1/2)`

c

`1/ (3 *root[4] (x))=1/(3*x^(1/4))=1/3x^(text(-)1/4)`

d

`1/2x^ (1/2)`

e

`1/ (2 x*sqrt(x))=1/(2x^(1,5))=1/2x^(text(-)1 1/2)`

f

`(3 x*sqrt(x)) ^3=(3x*x^(1/2))^3=3^3*x^3*x^(1 1/2)=27x^(4 1/2)`

Opgave 16
a

`g^30=2` , dus `g=root30(2)~~1,0234` .

b

`45000*1,03^t=90000` geeft `1,03^t=2` en (tabel, GR, log) `t=23,45` .

c

Árborg: `B_2=45000*1,03^t`

Eyrarbakki: `B_3=55000*1,0234^t`

d

`45000*0,75=33750` dus de nieuwe formule wordt `B_2=33750*1,03^t` .

`33750*1,03^t=45000` geeft ongeveer `9,7` jaar. In het jaar 2029.

e

`B_2=33750*1,03^130=1574392`

`B_3=55000*1,0234^130=1112414`

Árborg  heeft dan de meeste inwoners.

Opgave A1Acuru sin
Acuru sin
a

`147/100=1,47` , `215/147~~1,46` , `318/215~~1,48` , `470/318~~1,48` , `695/470~~1,48` , `1025/695~~1,47` en `1515/1025~~1,48` . Er is sprake van steeds (ongeveer) dezelfde groeifactor van `1,48` .

b

`N(t) ~~ 100*1,48^t`

c

`N(30) ~~ 100*1,48^30 ~~ 12818921 ~~ 12,8*10^6` mijten.

Het aantal mijten wordt nu wel erg groot. Het is de vraag of er nog genoeg voedsel voor ze zal zijn om in aantal te blijven doorgroeien.

Opgave A2Groei van bacteriekolonies
Groei van bacteriekolonies
a

`80 xx 10^3 = 80text(.)000 = 8 * 10^4` KVE/mL.

b

`B(40) = 2^(40/20) = 2^2 = 4`
`B(60) = 2^(60/20) = 2^3 = 8`
`B(120) = 2^(120/20) = 2^6 = 64`

Inderdaad verdubbelt met Bart's formule het aantal bacteriën elk `20` minuten.

c

De formule wordt `B = 2^(3t)` of `B=8^t` .

`B(1) = 2^3=8` net als `B(60)` bij b.

`B(2) = 2^(3*2)=2^6=64` net als `B(120)` bij b.

d

`B(t)=8^t=6000` geeft `t=\ ^8log(6000) = (log(6000))/(log(8)) ~~ 4,184` uur.

Dus na `4` uur en `11` minuten.

Opgave T1
a

`A(t)=10 *1,15^t`

b

`6,6` gram per liter.

c

Ongeveer `9,6` gram per liter.

d

`35` dagen.

Opgave T2
a

`1/3` .

b

`32` .

c

`16` .

d

`1/3` .

Opgave T3
a

`12 x^11` .

b

`3 x^(text(-)1)` .

c

`4 x^ (1 1/2)` .

verder | terug