Exponenten en machten > Exponentiële functies
12345Exponentiële functies

Voorbeeld 3

Gegeven is de functie `g` met voorschrift `g(x)=16 -2 *2^ (text(-) x+1)` .
Laat zien hoe deze functie door transformatie ontstaat uit een standaardfunctie van de vorm `y=g^x` en los algebraïsch op: `g(x) gt 0` .

> antwoord

Eerst herleiden: `g(x)=16 -2 *2^ (text(-) x+1)`
`g(x) =text(-)2 *2^(text(-)x) *2^1+16`
`g(x)=text(-)4 * (2^(text(-)1))^x+16` , dus `g(x)=text(-)4 *0,5^x+16` .

De grafiek van de functie `g(x)=text(-)4 *0,5^x+16` ontstaat door transformatie van `y=0,5^x` in twee stappen.

  • vermenigvuldiging in de `y` -richting met `text(-)4` ;

  • translatie in de `y` -richting met `16` eenheden.

Voor het oplossen van `g(x)=0` is het oorspronkelijke voorschrift handiger: `16 -2 *2^ (text(-)x+1) =0` geeft: `16 =2 *2^ (text(-) x+1)` . Nu is `16 =2^4` en `2 =2^1` , dus: `2^4=2^ (text(-) x+2)` . Dit betekent dat: `4 =text(-) x+2` , zodat `x=text(-)2` .

Uit de grafiek volgt de oplossing van de ongelijkheid: `x gt text(-)2`

Opgave 8

De grafiek van de functie `f(x)=2 *2^ (x+1) -1` kun je door transformatie uit de grafiek van de functie `y=2^x` laten ontstaan.

a

Je kunt dit doen door drie transformaties toe te passen. Welke drie? Schrijf ze in de juiste volgorde op.

Je kunt ook eerst het functievoorschrift van `f` herleiden tot `f(x)=4 *2^x-1` .

b

Laat zien hoe deze herleiding gaat.

c

Beschrijf nu hoe je door transformatie in twee stappen de grafiek van `f` kunt laten ontstaan uit die van `g` .

d

Het punt `(0 , 1)` op de grafiek van `g` wordt na de transformaties een punt op de grafiek van `f` . Geef de coördinaten van dit punt.

e

Los op `f(x) gt 0` op.

Opgave 9

Je hebt allerlei technieken geleerd om vergelijkingen algebraïsch op te lossen. Je kunt bijvoorbeeld de rekenregels voor machten gebruiken. Bekijk dit voorbeeld van een algebraïsche oplossing.

`4 * (1/2) ^ (1 -x) -2 sqrt(2 )` `=` `6 sqrt(2 )`
`4 * (1/2) ^ (1 -x)` `=` `8 sqrt(2 )`
`(1/2) ^ (1 -x)` `=` `2 sqrt(2 )`
`(2^(text(-)1)) ^ (1 -x)` `=` `2^(1 1/2)`
`2^(x-1)` `=` `2^(1 1/2)`
`x-1` `=` `1 1/2`
`x` `=` `2 1/2`
a

Los algebraïsch op: `4 *3^x+6 =330`

b

Los algebraïsch op: `sqrt(2 )* (1/3)^(x+1) =27 sqrt(6 )`

Opgave 10

Los op: `40 * (1/3) ^x+100 ge 110` .
Vereenvoudig de bijbehorende vergelijking eerst zover mogelijk en gebruik daarna GeoGebra of een grafische rekenmachine. Geef je antwoord in twee decimalen nauwkeurig.

verder | terug