Algebra > Breuken
1234567Breuken

Toepassen

Opgave A1Het menselijk oog
Het menselijk oog

Stel dat je naar buiten kijkt en een boom ziet. Je kunt die boom zien omdat een beeld van de boom via een lens (je ooglens) op het netvlies (binnen in je oog) wordt afgebeeld.


Om de werking van het oog goed te begrijpen, kun je de lenzenformule gebruiken. Je moet dan goed met breuken kunnen rekenen. De lenzenformule luidt:

`1/f=1/v+1/b`

Hierin is:

  • `v` de afstand van het voorwerp tot de lens

  • `b` de afstand van het beeld tot de lens

  • `f` de brandpuntsafstand


Let bij het toepassen van de formule op de eenheden!

a

Bereken `f` als `v=30` cm en `b=15` cm.

b

Bereken `v` als `f=20` cm en `b=30` cm.

De oogspieren kunnen de ooglens iets platter of boller maken. Daarmee wordt de afstand `b` een beetje groter of kleiner, dat wordt accommoderen genoemd. Het oog doet dat automatisch om scherp te zien. Voor een oog is `b~~1,5` cm.

c

Een huis staat op `30` m afstand van het oog. Bereken de grootte van `f` .

Opgave A2Lenssterkte en oogafwijkingen
Lenssterkte en oogafwijkingen

Niet alle ogen werken even goed, gezien het aantal mensen met bril of contactlenzen. Twee belangrijke oogafwijkingen zijn verziendheid en bijziendheid (zie figuren).

In de natuurkunde heet de grootheid `1/f` de lenssterkte `S` :
`S=1/f` (eenheid: m-1 of dioptrie dpt)

a

Hoe sterk is een gemiddeld oog (in dioptrie)?

Van een bijziend oog is gegeven dat het gevormde beeld in ontspannen toestand op ongeveer `1` mm vóór het netvlies gevormd wordt. Van een verziend oog wordt in ontspannen toestand het beeld juist `1` mm achter het netvlies gevormd.

b

Geef de berekening voor de lenssterkte van een bijziend oog en een verziend oog.

verder | terug