10.1  Gelijke afstand >
1
a

270 km

b

Het drielandenpunt van Duitsland, Denemarken en Groot-Brittannië ligt verder van Duitsland ( 540 km) dan van Groot-Brittannië ( 390 km).

c

195 km

d

520 km

e

Langs het kortste verbindingslijnstuk.

2

Het spiegelbeeld van A in k noemen we B . Dan is k de middelloodlijn van lijnstuk A B .
Volgens de driehoeksongelijkheid geldt:
| A S | + | B S | < | A P | + | B P | .
Omdat | A S | = | B S | en | A P | = | B P | volgt hieruit | A S | < | A P | .

3
a

Zie volgend onderdeel.

b
4
a
b

5 meter

5
a

2 π ( 2 + x )

b

12 + 2 π x

c

14 + 2 π x

d

14 + 2 π x
De iso- x -afstandslijn bestaat uit vier rechte stukken van lengte 2, 3, 4 en 5 en uit vier sectoren van een cirkel met straal 2.
Als de hoeken van de vierhoek α , β , γ en δ zijn, zijn de hoeken van de sectoren 180 ° α , 180 ° β , 180 ° γ en 180 ° δ . Deze vullen elkaar exact aan tot een volle cirkel.

6

π ( 2 + x ) 2 π 2 2 = π ( x 2 + 4 x ) ,
12 x + π x 2 ,
14 x + π x 2 ,
14 x + π x 2

7
a

Zie de figuur hieronder links. De middelpunten van de cirkelbogen zijn A en B .

b

Zie de figuur hierboven rechts.
x 4 = tan ( 30 ° ) = 1 3 x = 4 3 = 1 1 3 3

8
a

60 ° en 120 °

b

0 ° en 180 °

9
a

2

b

90 °

10
a

Zie de figuur bij opgave 7. Noem de gevraagde hoek α. Er geldt: α + A C B = 180 ° .
sin ( 1 2 A C B ) = 2 3 , dus α = 180 ° 2 sin 1 ( 2 3 ) 96 ° .

b

Noem het gemeenschappelijk punt van de twee bogen D , dan is driehoek A B D gelijkzijdig, dus de gevraagde hoek is 180 ° A D B = 120 ° .

c

Noem het knikpunt E . Dan is driehoek A B E gelijkbenig met twee zijden met lengte x en tophoek A E B = 180 ° 170 ° = 10 ° , dus 2 x = sin ( 5 ° ) x = 2 sin ( 5 ° ) 22,95 .

d

Nee, als S het 'overgangspunt' is, dan zouden A S en B S evenwijdig zijn.

11
a

De snijpunten van de cirkels met dezelfde straal.

b

De middelloodlijn van lijnstuk A B .

12
a

Dat zijn de snijpunten van de lijnen die op gelijke afstand van a en b liggen.

b

De vier bissectrices van de hoeken die a en b met elkaar maken.

13
a

De loodrechte projecties van P op a en b P a en P b .
Dan zijn de driehoeken S P P a en S P P b congruent, want ze hebben beide een rechte hoek, de hoeken P S P a en P S P b zijn even groot en de zijde S P hebben ze gemeen (HZH). Dus | P P a | = | P P b | .

b
  1. Vanwege de driehoeksongelijkheid in driehoek T Q Q b

  2. Vanwege het vorige punt en | T Q b | > | Q Q b | (afstand punt tot lijn)

  3. Vanweg het vorige punt en | T Q | + | T T b | = | Q Q a |

14
a

Dat is de lijn die "halverwege" de twee evenwijdige lijnen ligt.

b

Dat is de middelloodlijn van de middelpunten van de twee cirkels.

15
a
b

Nee. Hiernaast staat een voorbeeld.

De rand van het gebied bestaat uit een kwart cirkel met straal 1 en twee halve lijnen; hij heeft geen knik. De iso- 1 -afstandslijn (gestippeld) maakt een hoek van 90 ° .