Een afstand meet je met je liniaal of geodriehoek.
In de wiskunde versta je onder afstand altijd de kortste afstand.
Er zijn nog twee afspraken:
Afspraak 4: De lengte van lijnstuk
`AB`
is de
afstand
van punt
`A`
tot punt
`B`
. Elke andere kromme lijn van
`A`
naar
`B`
is langer.
Afspraak 5: De lengte van punt `C` tot lijn `l` is de lengte van lijnstuk `CS` . Lijnstuk `CS` staat loodrecht op lijn `l` .
De lengte van lijnstuk
`CS`
is het kortst als
`CS`
loodrecht op lijn
`l`
staat. Lijnstuk
`CS`
is dan de loodlijn door punt
`C`
op lijn
`l`
.
Ligt punt
`S`
ergens anders op lijn
`l`
, dan is de lengte van lijnstuk
`CS`
groter.
Waarom is de wiskundige afstand van je huis tot school altijd kleiner dan de afstand die je zelf aflegt?
In de figuur zijn vier lijnstukken getekend. Teken de lijnstukken na op een rooster van `1` cm bij `1` cm. Meet zo nauwkeurig mogelijk en schrijf van elk lijnstuk de afstand op van beginpunt tot eindpunt.
Hoe groot is de afstand van `P` tot `l` ? Gebruik het werkblad.
Bekijk de figuren in de uitleg.
Teken zelf op een blanco blad een lijn `l` en een punt `P` dat precies `3` cm van die lijn af ligt.