Figuren > Passer en cirkel
12345678Passer en cirkel

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Zet je ene passerpunt aan het begin van de liniaal. Je andere passerpunt op `3` cm. Op deze manier kun je de afstand tussen de twee passerpunten bepalen.

b

Kies zelf een punt `M` . Als je je stalen punt erin zet, zorg er dan voor dat de afstand tussen de passerpunten nog steeds `3` cm is.

c

Houd je passerpunt op punt `M` . Door de passer rond te draaien kun je de cirkel om punt `M` tekenen.

Opgave 1
a

Een ander woord voor middellijn is ...

diameter

straal

b

De afstand tussen de scherpe passerpunt en de potloodpunt is de ...

diameter

straal

Opgave 2
a

`MA = 2` cm

b

`AB = 4` cm

c

Zijn `A` en `B` punten van de cirkel?

ja

nee

d

Is `M` een punt van de cirkel?

ja

nee

Opgave 3

I: straal = 3, diameter = 6

II: straal = 2, diameter = 4

III: straal = 1, diameter = 2

Opgave 4
a

Zie de tekening bij het antwoord van b.

b
c

`MA = 3` cm

d

`AB = 6` cm

Opgave 5

Als het niet meteen goed gaat, probeer het dan nog een keer. Laat eventueel je cirkel aan je docent zien.

Opgave 6

Je tekent een grotere cirkel. Moeten de passerpunten dan verder van elkaar af of dichter tegen elkaar aan gezet worden?

verder van elkaar af

dichter tegen elkaar aan

Opgave 7
Opgave 8
a

264 cm

b

132 cm

Opgave 9
a

390 cm

b

130 cm

Opgave 10
Opgave 11

Bekijk het stappenvoorbeeld.

Opgave 12
a

Hoeveel centimeter is de straal van deze cirkel?

3 cm

6 cm

12 cm

b

Hoeveel centimeter is de middellijn van deze cirkel?

3 cm

6 cm

12 cm

Opgave 13

Een cirkel met 2 cm tussen de scherpe punt en de potlood van je passer.

Opgave 14

Welke bewering is waar?

De straal van een cirkel is twee keer zo groot als de diameter.

De straal van een cirkel is de helft van de diameter.

Opgave 15
Opgave 16

8 cm

Opgave 17
a

Zie de figuur bij het antwoord van c.

b

Zie de figuur bij het antwoord van c.

c
Opgave 18

50 cm

Opgave 19

Begin bijvoorbeeld met een cirkel met een straal van 4 cm. Zet de passerpunt op de rand van die cirkel en maak een ruime halve cirkel met een straal van 4 cm. Herhaal dit door de passerpunt te verplaatsen naar de plek waar de ruime halve cirkel de eerste cirkel snijdt.

Opgave 20

Neem de munt over en vouw hem twee keer of meer dubbel. Waar de vouwlijnen elkaar snijden, dat is het middelpunt.

Opgave 21
a

Het schip kan zich op twee mogelijke posities bevinden. De figuur geeft aan waar.

b
c
d

De middellijn gaat ook door punt `B` heen.

Opgave 22
a
b

`8` cm

c

Bijvoorbeeld:

Opgave 23
a
b

Bijvoorbeeld:

c
d
Opgave 24

Punt `H` ligt het verst weg van lijn `l` .

verder | terug