Figuren > Passer en cirkel
12345678Passer en cirkel

Verwerken

Opgave 12

Een cirkel heeft een diameter van 6 cm.

a

Hoeveel centimeter is de straal van deze cirkel?

3 cm

6 cm

12 cm

b

Hoeveel centimeter is de middellijn van deze cirkel?

3 cm

6 cm

12 cm

Opgave 13

Teken een cirkel met een straal van 2 cm.

Opgave 14

Welke bewering is waar?

De straal van een cirkel is twee keer zo groot als de diameter.

De straal van een cirkel is de helft van de diameter.

Opgave 15

Teken een cirkel met een diameter van 5 cm.

Opgave 16

Een cirkel heeft een middelpunt `M` en een straal van 4 cm. De punten `A` en `B` liggen op de cirkel. Hoeveel centimeter is de grootste afstand tussen `A` en `B` ?

Opgave 17

Neem de punten `A` , `B` , `C` en `D` over in je schrift.

a

Teken een cirkel met middelpunt `B` en straal `AB` .

b

Teken een rode cirkel met als middelpunt `C` en een diameter gelijk aan `BC` .

c

Teken een groene cirkel met als middelpunt `D` waarop punt `B` ligt.

Opgave 18

Bekijk de figuur met tien cirkels, die allemaal hetzelfde middelpunt hebben. De diameter van de binnenste cirkel is 10 cm. De straal van elke cirkel is steeds 5 cm groter dan de straal van de grootste cirkel die erbinnen ligt.

Hoe groot is de straal van de buitenste cirkel?

Opgave 19

Je kunt met cirkels allerlei figuren maken. Maak deze figuur na met de passer.

verder | terug