Een cirkel `c` heeft een straal van `4` cm en middelpunt `M` .
Teken de cirkel. Kies zelf de plaats van het middelpunt.
`A` en `B` zijn punten op de cirkel. Hoeveel bedraagt de afstand tussen `A` en `B` op zijn hoogst?
Teken met behulp van je passer de punten `A` en `B` zo, dat hun afstand `3` cm is.
Een cirkel `c` heeft een middelpunt `M` en een straal van `5` cm.
Teken de cirkel.
Teken een lijn `l` door het middelpunt `M` van de cirkel.
Teken alle vier de punten op de cirkel die precies `3` cm van deze lijn af liggen. Noem die punten `E` , `F` , `G` en `H` .
Punt `D` ligt ook op de cirkel. De afstand tussen `E` en `D` is `4` cm. Teken alle punten op de cirkel die precies `4` cm van punt `E` af liggen.
Bekijk de figuur, de figuur staat ook op het werkblad. Welk punt ligt het verst weg van lijn `l` ? Je mag geen gebruik maken van de rechte hoek van je geodriehoek.