Een vierkant, een rechthoek en een ruit lijken op elkaar. Toch zijn er verschillen. Kijk maar eens goed naar de drie figuren en let op de kleine tekentjes in de figuren.
Je ziet het tekentje van loodrecht: haakje
Je ziet het tekentje van evenwijdig: pijltje
Je ziet het tekentje van even lang: streepje
Kenmerken vierkant: alle zijden zijn even lang, de zijden staan loodrecht op elkaar
en de overstaande zijden lopen evenwijdig.
Kenmerken rechthoek: niet alle zijden zijn even lang, de zijden staan loodrecht op
elkaar en de overstaande zijden lopen evenwijdig.
Kenmerken ruit: alle zijden zijn even lang, de zijden staan niet loodrecht op elkaar
en de overstaande zijden lopen evenwijdig.
Welke beweringen zijn waar?
In een rechthoek staan de zijden loodrecht op elkaar.
waar
niet waar
Van een ruit zijn alle zijden even lang.
waar
niet waar
Van een rechthoek zijn alle zijden even lang.
waar
niet waar
Bij een vierkant lopen de zijden die tegenover elkaar staan, evenwijdig.
waar
niet waar
In een ruit staan de zijden loodrecht op elkaar.
waar
niet waar
Op het werkblad staat een aantal vlakke figuren.
Teken een haakje in de hoeken waarvan de zijden loodrecht zijn.
Teken streepjes op de zijden die even lang zijn.
Teken pijltjes op de zijden die evenwijdig lopen.