Je kent nu een aantal vlakke figuren. Maar hoe weet je welke vlakke figuur je ziet?
Denk en werk systematisch. Het schema helpt je hierbij. Stel jezelf de vragen uit
het schema en je komt uit bij de juiste vlakke figuur.
Bekijk het schema in de uitleg. Geef de juiste naam van de omschreven figuur.
4 hoeken en 4 gelijke zijden
rechthoek
ruit
vlieger
3 hoeken en 3 zijden
driehoek
vlieger
parallellogram
4 hoeken, overstaande zijden zijn evenwijdig en even lang
ruit
vlieger
parallellogram
geen hoeken en geen diagonalen
vlieger
driehoek
cirkel
Bekijk de vlakke figuren.
Geef van elke figuur de naam. Gebruik het schema uit de uitleg.
Bekijk de vlakke figuren. Ze staan ook op het werkblad.
Teken haakjes in de hoeken bij de figuren waarbij de zijden loodrecht op elkaar staan.
Teken pijltjes op de evenwijdige zijden in de figuren.