Rekenen > Breuken
123456789Breuken

Voorbeeld 1

De uitspraken hebben te maken met breuken. Kijk maar.

  • Uitspraak: "1 van de 3 kinderen komt slaap tekort" .
    Dus `1/3` deel van de kinderen komt slaap tekort. En `2/3` deel van de kinderen heeft slaap genoeg.

  • Uitspraak: "2 van 3 Nederlanders kijkt digitale televisie" .
    Dus `2/3` deel van de Nederlanders kijkt wel digitale televisie. En `1/3` deel van de Nederlanders kijkt geen digitale televisie.

  • Uitspraak: "Zeven van de tien meisjes zijn verliefd" .
    Dus `7/10` deel van de meisjes is verliefd. En `3/10` deel van de meisjes is niet verliefd.

Opgave 15

Schrijf de volgende zinnen met een breuk.

a

Een half uur.

b

Een kwart pizza.

c

Henry heeft vijfachtste deel van zijn pannenkoek op.

d

In de klas dragen twee van de zeven leerlingen een bril.

Opgave 16

Schrijf de antwoorden als breuk.

a

3 van de 5 leerlingen komen met de fiets naar school.
Welk deel van de leerlingen komt met de fiets?

b

Welk deel van de leerlingen komt niet met de fiets naar school?

c

Van een taart met 12 punten worden 7 punten opgegeten.
Welk deel van de taart blijft er over?

d

Elf van de vijftien brugklassers hebben een voldoende voor wiskunde.
Welk deel van de brugklassers heeft een onvoldoende?

verder | terug