Rekenen > Breuken
123456789Breuken

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`7`

b

`7/48`

c

`7` is de teller en `48` is de noemer van de breuk.

Opgave V2
a

`7/8`

b

Ton eet `1/8` meer pizza dan Hans.

Opgave 1
a

4

b

7

Opgave 2

Welke uitspraken zijn waar?

In de breuk `1/3` is 1 de teller.

In de breuk `3/4` is 4 de noemer.

`2/10=1/4`

`1/3 = 3 : 4`

Opgave 3
a

`5/12`

b

`3/4`

Opgave 4
a

`5/7`

b

`11 : 23`

Opgave 5
a

`3/12=1/4`

b

`6/9=2/3`

c

`20/35=4/7`

d

`7/21=1/3`

Opgave 6
a

0,7

b

0,43

Opgave 7
a

0,3

b

0,16

Opgave 8
a

`2/5 = 4/10`

b

`3/25=12/100`

c

`7/20=35/100`

d

`3/500=6/1000`

Opgave 9
a

0,875

b

0,32

c

`0,6875`

d

0,692

Opgave 10
a

0,4

b

0,52

c

0,2

d

0,125

Opgave 11
a

`2/9` ... `0,22`

`=`

`~~`

b

`3/4` ... `0,75`

`=`

`~~`

c

`9/50` ... `0,18`

`=`

`~~`

d

`2/11` ... `0,18`

`=`

`~~`

Opgave 12
a

`2/5` ... `0,4`

`=`

`~~`

b

`1/9` ... `0,11`

`=`

`~~`

c

`4/50` ... `0,08`

`=`

`~~`

d

`1/12` ... `0,08`

`=`

`~~`

Opgave 13
a

`6/23 ~~ 0,26`

b

`1/9 ~~0,11`

c

`2/15 ~~ 0,13`

d

`12/33 ~~ 0,36`

Opgave 14
a

`3/13 ~~ 0,23`

b

`1/7~~0,14`

c

`1/29 ~~ 0,03`

d

`11/34~~ 0,32`

Opgave 15
a

Een `1/2` uur.

b

Een `1/4` pizza.

c

Henry heeft `5/8` deel van zijn pannenkoek op.

d

In de klas draagt `2/7` deel van de leerlingen een bril.

Opgave 16
a

`3/5`

b

`2/5`

c

`5/12`

d

`4/15`

Opgave 17
a

`8/10`

b

`4/5`

Opgave 18
a

Welke breuk is gelijk aan `6/16` ?

`3/4`

`3/8`

`6/8`

b

Welke breuk is gelijk aan `4/100` ?

`2/10`

`1/50`

`1/25`

Opgave 19
a

`2/3`

b

`3/4`

c

`5/12`

d

`2/7`

Opgave 20
a

`3/5`

b

`21/35`

c

`1/2`

d

`5/8`

Opgave 21
a

`2/5=(2xx8)/(5xx8)=16/40`

b

`30/66`

c

`36/42`

d

`4/25`

Opgave 22

Jan

Opgave 23

Selma

Opgave 24
a

0,45

b

0,402

Opgave 25
a

0,6

b

0,03

Opgave 26
a

0,86

b

0,86 kg

c

meer

d

Bart heeft genoeg cement.

Opgave 27
a

`9/51~~0,176`

b

`11/86~~0,128`

c

`14/33~~0,424`

d

`77/91~~0,846`

Opgave 28
a

`5/9~~0,556`

b

`15/101~~0,149`

c

`96/421~~0,228`

d

`5/7~~0,714`

Opgave 29
a

`4`

b

0,4

c

Moet je bij het opschrijven van het antwoord `=` of `~~` gebruiken?

`=`

`~~`

Opgave 30
a

Kun je `9 : 13` ook schrijven als `9/13` ?

ja

nee

b

Zijn bij de breuken `3/7` en `6/7` de tellers of de noemers gelijk?

tellers

noemers

Opgave 31
a

`1/2=5/10=0,5`

b

`13/50=26/100=0,26`

c

`6/25=24/100=0,24`

d

`4/5 =8/10 = 0,8`

Opgave 32
a

0,875

b

0,45

c

`0,1875`

d

0,895

Opgave 33
a

27

b

0,27

c

Moet je bij het opschrijven van het antwoord `=` of `~~` gebruiken?

`=`

`~~`

Opgave 34
a

`1/4 ... 0,20`

`lt`

`gt`

b

`3/7 ... 0,50`

`lt`

`gt`

c

`1/7 ... 1/6`

`lt`

`gt`

d

`3/5 ... 1/2`

`lt`

`gt`

Opgave 35
a

`1/2`

b

`2/7`

c

6

d

`32/100 = 0,32`

Opgave 36

Chrissy

Opgave 37

Welk van de breuken is kleiner dan 2?

`19/8`

`20/9`

`21/10`

`22/11`

`23/12`

Opgave 38
a

`96` docenten.

b

`5/24`

c

`30` docenten.

Opgave 39
a

`0,25`

b

`0,375`

verder | terug