Rekenen > Breuken
123456789Breuken

Uitleg

Niet elke breuk kun je als decimaal getal schrijven.
`1/3 = 0, 33333333...`
`2/3 = 0, 66666666...`
Als je deze breuken op je rekenmachine intypt, zie je niet alle getallen achter de komma. Dat kan ook niet. Er zijn oneindig veel drieën en zessen. Oneindig betekent dat het nooit stopt.

Je moet dan afronden. Dit kan bijvoorbeeld op twee decimalen, dus op twee cijfers achter de komma. Kijk dan naar de derde decimaal:

  • Is de derde decimaal een `0` , `1` , `2` , `3` of `4` ?
    Rond dan af naar beneden: de tweede decimaal blijft hetzelfde.
    Voorbeeld: `1/3 = 0, 33333333...~~0,33`

  • Is de derde decimaal een `5` , `6` , `7` , `8` of `9` ?
    Rond dan af naar boven: je telt `1` op bij de tweede decimaal.
    Voorbeeld: `2/3 = 0, 66666666..~~0,67`

Opgave 11

Vul het juiste teken in `=` of `~~` . Gebruik je rekenmachine.

a

`2/9` ... `0,22`

`=`

`~~`

b

`3/4` ... `0,75`

`=`

`~~`

c

`9/50` ... `0,18`

`=`

`~~`

d

`2/11` ... `0,18`

`=`

`~~`

Opgave 12

Vul het juiste teken in `=` of `~~` . Gebruik je rekenmachine.

a

`2/5` ... `0,4`

`=`

`~~`

b

`1/9` ... `0,11`

`=`

`~~`

c

`4/50` ... `0,08`

`=`

`~~`

d

`1/12` ... `0,08`

`=`

`~~`

Opgave 13

Bereken met je rekenmachine. Rond je antwoord af op twee decimalen.

a

`6/23`

b

`1/9`

c

`2/15`

d

`12/33`

Opgave 14

Bereken met je rekenmachine. Rond je antwoord af op twee decimalen.

a

`3/13`

b

`1/7`

c

`1/29`

d

`11/34`

verder | terug