Kwadratische verbanden > Kwadratische vergelijkingen
123456Kwadratische vergelijkingen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1

x 2 + 6 x - 8 = ( x + 3 ) 2 - 17 = 0 geeft x = 3 - 17 x = 3 + 17 .

Opgave V2

Nu moet je heel nauwkeurig werken en met breuken en wortels rekenen. Als het je niet lukt is dat geen ramp, want je gaat een formule afleiden om in één keer de oplossing van zo'n vergelijking te kunnen opschrijven.

Eerst deel je door 3 en splits je een kwadraat af. Dit geeft ( x + 7 6 ) 2 - 37 36 = 0 .
Dan worteltrekken en naar de oplossing toewerken: x = - 7 6 ± 1 6 37 .

Opgave V3

Een pittig klusje, het antwoord vind je in Uitleg 1. De complete uitwerking vind je in de Theorie , onder "Bewijs" .

Opgave 1
a

Doen.

b

Ja, ze komen overeen. Misschien moet je wel wat rekenen met breuken en wortels.

c

x - 0,153 x - 2,180

d

Lees af: a = 1 , b = 6 en c = - 8 .

Oplossing: x = - 6 ± 6 2 - 4 1 - 8 2 1 = - 6 ± 68 2 .

Dit kun je herleiden tot x = 6 ± 68 2 = 6 ± 2 17 2 = 3 ± 17 . Nu zie je dat beide oplossingen overeen komen.

e

Omdat als a = 0 het kwadraat wegvalt en er dus geen kwadratische vergelijking, maar een lineaire vergelijking overblijft.

f

Je schrijft de vergelijking eerst als 2 x 2 - 6 x + 4 = 0 .

Lees af: a = 2 , b = - 6 en c = 4 .

Oplossing: x = 6 ± ( - 6 ) 2 - 4 2 4 2 2 = 6 ± 4 4 .

Omdat nu de wortel uitkomt vind je x = 6 + 2 4 = 2 x = 6 - 2 4 = 1 .

Opgave 2
a

Lees af: a = 1 , b = 12 en c = 4 .

Oplossing: x = - 12 ± 12 2 - 4 1 4 2 1 = 12 ± 128 2 .

Dit kun je herleiden tot x = 12 ± 128 2 = 12 ± 8 2 2 = 6 ± 4 2 .

b

Lees af: a = 2 , b = 5 en c = - 10 .

Oplossing: x = - 5 ± 5 2 - 4 2 - 10 2 2 = - 5 ± 105 4 .

Dit hoef je niet verder te herleiden, want de wortel is niet te vereenvoudigen.

c

Schrijf de vergelijking eerst als x 2 - 5 x - 7 = 0 .

Lees af: a = 1 , b = - 5 en c = - 7 .

Oplossing: x = 5 ± ( - 5 ) 2 - 4 1 - 7 2 1 = 5 ± 53 2 .

Dit hoef je niet verder te herleiden, want de wortel is niet te vereenvoudigen.

d

Schrijf de vergelijking eerst als 9 x 2 + 10 x - 17 = 0 .

Lees af: a = 9 , b = 10 en c = - 17 .

Oplossing: x = - 10 ± 10 2 - 4 9 - 17 2 9 = - 10 ± 712 18 .

Dit hoef je niet verder te herleiden.

e

Je schrijft de vergelijking eerst als 2 x 2 - 12 x + 16 = 0 . (Eventueel deel je ook nog beide zijden door 2.)

Lees af: a = 2 , b = 12 en c = 16 .

Oplossing: x = 12 ± ( - 12 ) 2 - 4 2 16 2 2 = 12 ± 4 4 .

Omdat nu de wortel uitkomt vind je x = 12 + 2 4 = 3,5 x = 12 - 2 4 = 2,5 .

f

Lees af: a = 3 , b = 8 en c = - 3 .

Oplossing: x = - 8 ± 8 2 - 4 3 - 3 2 3 = - 8 ± 100 6 .

Omdat nu de wortel uitkomt vind je x = - 8 + 10 6 = 1 3 x = - 8 - 10 6 = - 3 .

Opgave 3
a

Maximaal twee, omdat elke kwadratische vergelijking kan worden geschreven als a x 2 + b x + c = 0 en deze vergelijking hoort bij het berekenen van de nulpunten van de parabool met formule y = a x 2 + b x + c . Elke parabool heeft maximaal twee snijpunten met de x-as.

b

Lees af: a = 2 , b = - 6 en c = - 1 .

En dus is D = b 2 - 4 a c = ( - 6 ) 2 - 4 2 - 1 = 44 .

c

Twee, want D > 0 .

De oplossing is x = 6 ± 44 4 .

d

De oplossing is x 3,2 x - 0,2 .

e

Lees af: a = 2 , b = - 6 en c = 4,5 .

En dus is D = ( - 6 ) 2 - 4 2 4,5 = 0 .

De oplossing is x = 6 ± 0 4 = 1,5 .

f

Lees af: a = 2 , b = - 6 en c = 6 .

En dus is D = ( - 6 ) 2 - 4 2 6 = - 12 . De discriminant is negatief en de wortel uit een negatief getal heeft geen reële uitkomst.

Opgave 4
a

Lees af: a = 2 , b = 5 en c = - 20 .

En dus is D = 5 2 - 4 2 - 20 = 185 .

De oplossing is x = - 5 ± 185 4 .

b

Schrijf de vergelijking als 3 x 2 - 9 x + 11 = 0 .

Lees af: a = 3 , b = - 9 en c = 11 .

En dus is D = ( - 9 ) 2 - 4 3 11 = - 51 < 0 .

Geen reële oplossing.

c

Schrijf de vergelijking als 3 x 2 - 4 x + 1 = 0 .

Lees af: a = 3 , b = - 4 en c = 1 .

En dus is D = ( - 4 ) 2 - 4 3 1 = 4 > 0 .

De oplossing is x = 4 ± 4 4 en dat geeft x = 1,5 x = 0,5 .

d

Lees af: a = 4 , b = - 20 en c = 25 .

En dus is D = ( - 20 ) 2 - 4 4 25 = 0 .

De oplossing is x = 20 8 = 2,5 .

Opgave 5
a

Omdat je de vergelijking in de vorm a x 2 + b x + c = 0 moet brengen om de abc-formule te kunnen toepassen.

b

Doen.

c

Het kwadraat van - 5 is - 5 - 5 = 25 en niet - 5 2 = - 5 5 .

d

x = 5 + 13 2 4,30 x = 5 - 13 2 0,70

Opgave 6
a

`3x^2 + 4 = 7x` geeft `3x^2 - 7x + 4 = 0` .
Nu is `D = 1` en de oplossingen zijn: `x = 8/6 = 4/3 vv x = 1` .

b

Haakjes wegwerken en op `0` herleiden: `2x^2 + x - 1 = 4` geeft `2x^2 + x - 5 = 0` .
Nu is `D = 41` en de oplossingen zijn: `x = (text(-)1+sqrt(41))/4 vv x = (text(-)1-sqrt(41))/4` .

c

Op `0` herleiden: `x^2 - 4x + 7 = 0` .
Nu is `D lt 0` en zijn er geen oplossingen.

d

Haakjes wegwerken en op `0` herleiden: `x^2 + 2x + 9 = 0` .
Nu is `D lt 0` en zijn er geen oplossingen.

e

Haakjes wegwerken en op `0` herleiden: `4x^2 - 16x + 16 = 0` .
Nu is `D = 0` en is er één oplossing: `x=2` .

f

Nu kun je meteen worteltrekken: `2x+4 = +- sqrt(32)` .
En dus zijn de oplossingen: `x = text(-)2 + 1/2 sqrt(32) vv x = text(-)2 - 1/2 sqrt(32)` .

Opgave 7
a

Als je de haakjes wegwerkt lijkt er een kwadratische vergelijking te ontstaan. Maar nee, want aan beide zijden van het isgelijkteken kun je dan x 2 aftrekken en dan blijft er geen kwadraat meer over.

b

x 2 + 8 x + 16 = 4 + x 2 wordt 8 x + 12 = 0 .

c

Op 0 herleiden was achteraf niet handig. Deze vergelijking los je op met de balansmethode. Nu krijg je 8 x = - 12 en dus x = - 12 / 8 = - 1,5 .

Opgave 8

Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.

Opgave 9
a

x 2 + 6 x + 5 = ( x + 5 ) ( x + 1 ) = 0 levert de juiste x-waarden op.

b

Je kunt in de figuur zien dat er twee snijpunten zijn.

c

Bijvoorbeeld door invullen in y 2 = 2 x - 4 . Bij x = - 5 krijg je dan y = 2 - 5 - 4 = - 14 en bij x = - 1 krijg je dan y = 2 - 1 - 4 = - 6 .

d

Nee, beide formules moeten dezelfde bijbehorende y-waarden opleveren.

Opgave 10
a

Eerst x 2 + 3 x + 1 = - x - 2 op 0 herleiden tot x 2 + 4 x + 3 = 0 .

Oplossen met de abc-formule (of de som-en-product-methode) geeft x = - 3 x = - 1 .

De snijpunten zijn ( - 3 , 1 ) en ( - 1 , - 1 ) .

b

Eerst x 2 - x - 6 = 2 x + 4 op 0 herleiden tot x 2 - 3 x - 10 = 0 .

Oplossen met de abc-formule (of de som-en-product-methode) geeft x = - 2 x = 5 .

De snijpunten zijn ( - 2 , 0 ) en ( 5 , 14 ) .

c

Je moet nu x 2 = 2 oplossen.

Zo'n eenvoudige vergelijking doe je niet met de abc-formule. Je vindt x = ± 2 .

De snijpunten zijn ( - 2 , 2 ) en ( 2 , 2 ) .

Opgave 11
a

( x + 1 ) 2 = 4 - x 2

b

Eerst x 2 + 2 x + 1 = 4 - x 2 op 0 herleiden tot 2 x 2 + 2 x - 3 = 0 .

De discriminant is D = 2 2 - 4 2 - 3 = 28 en dat is een positief getal maar geen kwadraat.

c

Met de abc-formule vind je x = - 2 ± 28 4 , dus x - 1,823 x 0,823 .

De snijpunten zijn (op twee decimalen nauwkeurig) ( - 1,82 ; 0,68 ) en ( 0,82 ; 3,32 ) .

Opgave 12
a

Oplossing: x = - 5 ± 21 2

b

Oplossing: x = 3 ± 25 4 dus x = 2 x = - 0,5 .

c

Eerst op 0 herleiden: - 5 x 2 - 7 x - 1 = 0 .
Oplossing: x = 7 ± 29 - 10 .

d

Eerst haakjes uitwerken en op 0 herleiden: 2 x 2 + 3 x - 3 = 0 .
Oplossing: x = 3 ± 33 4 .

e

Eerst haakjes uitwerken en op 0 herleiden: 2 x 2 = 0 .
Oplossing: x = 0 .

f

Nu kun je meteen splitsen: x = 0 2 x + 3 = 0 .
Oplossing: x = 0 x = - 1,5 .

g

Eerst haakjes uitwerken en op 0 herleiden: x 2 - 2 x - 17 = 0 .
Oplossing: x = 2 ± 72 2 = 1 ± 3 2 .

h

Nu kun je meteen splitsen: x + 3 = 0 x - 5 = 0 .
Oplossing: x = - 3 x = 5 .

i

Nu kun je meteen worteltrekken: 2 x + 5 = ± 5 .
Oplossing: x = - 5 ± 5 2 .

j

Eerst haakjes uitwerken en op 0 herleiden: 2 x + 1 = 16 - 8 x .
Oplossing: x = 1,5.

Opgave 13
a

D = 5 2 - 4 2 - 1 = 33 , dus twee oplossingen.

b

Eerst op 0 herleiden: 5 x 2 - x - 1 = 0 .
D = ( - 1 ) 2 - 4 5 - 1 = 21 , dus twee oplossingen.

c

Eerst op 0 herleiden: - 2 x 2 + 6 x - 18 = 0 .
D = 6 2 - 4 - 2 - 18 = - 108 , dus geen reële oplossingen.

d

Eerst op 0 herleiden: x = 1 - 4 x .
Dit is een lineaire vergelijking en die heeft één oplossing.

e

Hier kun je meteen worteltrekken: 1 - 2 x = ± 12 .
Er zijn dus twee oplossingen.

f

Als je dit schrijft als ( x - 1 ) 2 = - 4 zie je meteen dat er geen reële oplossingen zijn: een kwadraat kan niet negatief zijn.

Opgave 14
a

Er zijn twee snijpunten met gehele coördinaten. Dus is D > 0 en een kwadraat.

b

Er zijn twee snijpunten, maar niet met gehele coördinaten. Dus is D > 0 , maar geen kwadraat.

c

Er zijn geen snijpunten. Dus is D < 0 en dus geen kwadraat.

d

Er zijn twee nulpunten met gehele coördinaten. Dus is D > 0 en een kwadraat.

e

Er zijn geen nulpunten. Dus is D < 0 en dus geen kwadraat.

f

Er is één snijpunt met gehele coördinaten. Dus is D = 0 en dat is een kwadraat.

Opgave 15
a

- 2 x 2 + 8 x = 2 x - 36 geeft x 2 - 3 x - 18 = 0 en dus x = - 3 x = 6 . De snijpunten zijn ( - 3 , 42 ) en ( 6 , - 24 ) .

b

( x - 10 ) 2 - 50 = 10 - 5 x geeft x 2 - 15 x + 40 = 0 en dus x = 15 ± 65 2 . De snijpunten zijn ( 3,5 ; - 7,3 ) en ( 11,5 ; - 47,7 ) .

c

- 0,5 ( x - 1 ) 2 = ( x - 2 ) 2 - 3 geeft 3 x 2 - 10 x + 3 = 0 en dus x = 10 ± 64 6 . De snijpunten zijn ( 3 ; - 2 ) en ( 1 3 , - 2 9 ) .

Opgave 16
a

Eerst op 0 herleiden en een x buiten haakjes halen: x ( x 2 + 2 x - 1 ) = 0 .
Dan krijg je x = 0 x 2 + 2 x - 1 = 0 en dus x = 0 x = - 2 ± 8 2 = - 1 ± 2 .

b

Worteltrekken geeft x 2 + 2 = ± 3 en dus x 2 = 1 x 2 = - 5 . De oplossing is x = ± 1 .

Opgave 17Imaginaire getallen
Imaginaire getallen
a

- 4 = ( 2i ) 2

b

x = i 5 x = - i 5

c

x = 2 - 3i x = 2 + 3i

Opgave 18Imaginaire getallen en de abc-formule
Imaginaire getallen en de abc-formule
a

Gebruik de abc-formule en bedenk dat - 4 = ( 2i ) 2 = 2i .

b

x = - 8 ± - 16 2 = - 8 ± 4i 2 = - 4 ± 2i

c

x = - 8 ± - 20 2 = - 8 ± 2i 5 2 = - 4 ± 2i 5

Opgave 19
a

`x~~text(-)5,27 vv x~~2,27`

b

`x=text(-)2 vv x=text(-)3`

c

`x~~1,46 vv x~~text(-)2,06`

d

`x=1 vv x=text(-)3`

Opgave 20
a

`(0, 1)` .

b

Er geldt `D gt 0` .

De snijpunten zijn `(text(-)20,5; 0)` en `(0,5; 0)` .

c

`x ~~ text(-)19,49 vv x ~~ text(-)0,51`

d

Snijpunten `(1; text(-)1,1)` en `(text(-)20, 1)` .

verder | terug