Als bij een verband tussen twee variabelen $x$ en $y$ bij elke waarde van $x$ niet meer dan één waarde voor $y$ hoort, zeg je dat $y$ een functie is van $x$.

Je schrijft de bijbehorende formule in de vorm $y=\text{f}\left(x\right)$, waarin $\text{f}$ de afkorting van "functie" is. Als je met meerdere functies te maken hebt gebruik je ook letters als $\text{g}$, $\text{h}$, ...
$x$ heet de onafhankelijk variabele, $y$ hangt af van $x$. Een getal dat je voor $x$ kiest noem je het origineel.
Het getal dat je voor $x$ kiest vul je in het functievoorschrift $\text{f}\left(x\right)$ in. De bijbehorende uitkomst heet de functiewaarde, de waarde van $y$.

Soms worden functies ook wel geschreven als $y\left(x\right)=\mathrm{...}$ en krijgt de functie zelf geen naam of afkorting. En vaak wordt alleen maar $y=\mathrm{...}$ gebruikt als in de uitdrukking rechts van het isgelijkteken maar één variabele voorkomt.

Niet elke grafiek is de grafiek van een functie. Bij een functie hoort bij een origineel nooit meer dan één functiewaarde. In de grafiek kunnen er dus nooit punten recht boven elkaar liggen!