geeft en dus cm.
Hoe groter , hoe groter ook de inhoud. Het antwoord op de vraag is daarom .
geeft en dus cm.
Hoe groter , hoe groter ook de oppervlakte. Het antwoord op de vraag is daarom .
Beide getallen zijn even groot als .
Deze vergelijking kun je oplossen door ontbinden in factoren: geeft .
Er zijn nu twee mogelijkheden waarbij de inhoud ongelijk is aan de oppervlakte:
is een getal tussen en . Als je wat van die getallen invult zie je dat dan inderdaad kleiner is dan .
is een getal groter dan . Als je wat van die getallen invult zie je dat dan groter is dan .
en dus (terugrekenen vanuit een derde macht) cm.
Je kijkt in de grafiek voor welke de functiewaarden van boven de liggen. Dat is als .
Dat is als (let goed op de afronding!) , of als .
(Bedenk dat beide uitdrukkingen op drie decimalen nauwkeurig hetzelfde betekenen.)
en dus zodat . Omdat het domein van beide functies alleen uit positieve waarden van bestaat vind je cm.
Je kijkt in de grafiek voor welke de functiewaarden van boven de liggen. Dat is als .
Dat is als (let goed op de afronding!) , of als .
(Bedenk dat beide uitdrukkingen op drie decimalen nauwkeurig hetzelfde betekenen.)
Bijvoorbeeld door ontbinden in factoren: geeft .
Je kijkt in de grafiek voor welke de functiewaarden van onder die van liggen. Dat is als een getal tussen en is. Dat kun je opschrijven als .
`x^3 - 4x = 3x^2` geeft `x^3 - 3x^2 - 4x = x(x^2 - 3x - 4) = x(x-4)(x+1) = 0` en dus `x=0 vv x=4 vv x=text(-)1` .
Ga na, dat .
geeft en dus .
Doen. De bedoeling is dat je goed kunt zien van welke functie de functiewaarden het grootste zijn. Maak een tabel met zo weinig mogelijk -waarden.
geeft en dus .
Maak een schets van de grafieken van en .
Oplossing: .
geeft en dus zodat .
Maak een schets van de grafieken van en .
Oplossing: .
geeft .
Maak een schets van de grafieken van en .
Oplossing: .
Doen.
De oplossing van is .
De oplossing van de ongelijkheid is daarom in twee decimalen nauwkeurig: .
Je kunt dit ook schrijven als .
Ga na, dat geeft .
Uit de grafiek volgt dan de oplossing van de ongelijkheid: .
In twee decimalen nauwkeurig: of ook wel .
Geen enkele want is de minimale waarde die een functiewaarde van kan hebben.
Precies één want is de minimale waarde die een functiewaarde van kan hebben. De oplossing is nu .
Oneindig veel, elke waarde van maakt de ongelijkheid waar.
Gebruik de standaardfunctie .
Die moet je eerst verschuiven in de -richting, dan met vermenigvuldigen in de -richting en tenslotte verschuiven in de -richting.
Gebruik de applet van het
De oplossing van is .
De oplossing van de ongelijkheid is daarom: .
Doen, bedenk hoe ze beide kunnen ontstaan uit de grafiek van .
De oplossing van is (trek een beide zijden de vierdemachtswortel).
De oplossing van de ongelijkheid is daarom: .
want de wortel uit een negatief getal is niet reëel.
Je mag alleen -waarden kiezen die in het domein van beide functies horen. Dit betekent dat . Verder zie je aan de grafiek dat de functiewaarden van kleiner zijn dan die van als .
geeft door kwadrateren .
De oplossing van de ongelijkheid is .
Eerst verschuiven in de -richting, dan met vermenigvuldigen in de -richting en tenslotte verschuiven in de -richting.
Je gaat terugrekenen: geeft en dus zodat en .
Gebruik de grafiek:
Gebruik de standaardfunctie . (Let op de twee asymptoten!)
Die moet je eerst verschuiven in de -richting, dan met vermenigvuldigen in de -richting en tenslotte verschuiven in de -richting.
Je gaat terugrekenen: geeft en dus zodat .
Gebruik de grafiek: .
geeft .
Je vindt dus .
geeft en dus .
Je vindt dus .
geeft , dus .
De oplossing van de ongelijkheid vind je door de grafieken van en te schetsen. Dit levert op .
geeft en dus .
Maak een schets van de grafieken van (bergparabool met top ) en (rechte lijn door en ).
Oplossing: .
geeft en dus .
Schets de grafieken van (standaard derdegraads functie) en (rechte lijn door en ).
Oplossing: .
geeft en dus .
Schets de grafieken van (standaard derdegraads functie) en (dalparabool met top ).
Oplossing: `x lt 0 vv 0 lt x lt 9` .
geeft en dus .
Schets de grafiek van (tabel maken).
Oplossing: .
De grafiek van ontstaat uit die van door de grafiek van deze standaardfunctie in de -richting te verschuiven, vervolgens met te vermenigvuldigen in de -richting en tenslotte in de -richting te verschuiven.
geeft en dus zodat .
Uit de grafiek van lees je de oplossing af: .
geeft en dus .
Maak voor in ieder geval een tabel met voor de waarden , , , ..., .
geeft en dus zodat .
Uit de grafieken lees je de oplossing af: .
geeft en dus .
Schets de grafieken van en .
De oplossing is .
geeft en dus .
Schets de bijbehorende grafieken en je vindt als oplossing .
geeft en dus .
Uit de grafieken lees je de oplossing af: .
geeft .
Uit de grafieken lees je de oplossing af: .
Invullen van geeft s.
Nee, vergelijk maar de slingertijd van een slinger van m met die van m. De slingertijd wordt keer zo groot. (Hoe kun je dat uit de formule afleiden?)
Je vindt na beide zijden delen door en daarna kwadrateren dat . Daaruit volgt .
`x=0 vv x=6`
`x lt 0 vv x gt 6`
`text(-)2 lt x lt 0 vv 0 lt x lt 2`
`2 le x lt 27`