Algebra > Rekenen met variabelen
123456Rekenen met variabelen

Voorbeeld 3

Van een rechthoek is de oppervlakte 24 cm2 en de omtrek 22 cm. Je wilt de lengte en de breedte bepalen.

> antwoord

Dergelijke problemen kun je oplossen door gewoon getallen te proberen, zeker als de uitkomsten gehele getallen zijn.

Maar ook dan is het vaak handig om de gegevens eerst te "vertalen" naar wiskundige uitdrukkingen. Zowel de lengte als de breedte zijn hier onbekend. Je kunt er daarom variabelen voor invoeren: noem de lengte bijvoorbeeld l en de breedte b.
De gegevens leveren dan op:

  • De omtrek is 2 l + 2 b = 22 .

  • De oppervlakte is l b = 24 .

Met behulp van een tabel kun je nu systematisch de oplossing zoeken.

Opgave 9
l b l b l + b
1 24 24 25
2 24
3 24
4 24
6 24
... 24

In Voorbeeld 3 wordt het probleem van opgave V2 nog eens bekeken. Om het probleem overzichtelijker te maken worden variabelen ingevoerd.

a

De formule die te maken heeft met de omtrek van de rechthoek kun je vereenvoudigen. Laat dat zien.

b

Maak een tabel zoals die hiernaast.

c

Waarom wordt in de tabel uitgegaan van een vaste oppervlakte en niet van een vast getal voor omtrek?

d

Welke twee getallen voldoen aan beide formules?

e

In dit geval kwamen zowel de lengte als de breedte op gehele getallen uit. Hoe ga je verder als dit niet het geval is?

Opgave 10

Van een rechthoek is de omtrek 152 cm en de lengte en de breedte verschillen 32 cm.

Bereken de lengte en de breedte van deze rechthoek.

verder | terug